1136 29 NOVEMBER 1974 is weggenomen. De heer Crul heeft de opmerkingen, die ik gisteravond namens het college heb gemaakt, wederom als een technisch verhaal beschouwd. Ik heb er geen enkele behoefte aan een stuk bewogenheid onzerzijds aan de heer Crul te demonstreren. Wij hebben dit de afgelopen vijf jaar wel geprobeerd, maar het komt bij hem niet over. Ik wil de heer Crul wel zeggen dat ik zelfs door deze opmerking niet beledigd ben. De heer Crul heeft vervolgens opgemerkt dat uit mijn betoog van gisteravond duidelijk blijkt dat de Haagse Beemden de ontwikkelings mogelijkheden van de binnenstad beperken. Dat heb ik niet bedoeld te zeggen en ik zou ook niet weten op welk moment of in welke context het gisteravond door mij is gezegd. Dit is dus duidelijk niet de stelling- name van het college. Vervolgens een merkwaardige zaak, ik hoop dat u mij toestaat daar iets over te zeggen. Aan zijn lijst van moeilijke dingen op pagi na 1 van zijn algemene beschouwing heeft de heer Crul de R. W. Z.weer als een voorbeeld van die "geheimzinnige krachten" toegevoegd.Dit komt bij mij merkwaardig over. Enerzijds is daar de besluitvorming van het waterschap die in alle openbaarheid geschiedt; anderzijds is daar het standpunt van de gemeente Breda, want waarom vraagt zij „36.000.000,— voor deze rioolwaterzuiveringsinstallatie? Omdat dit bedrag in haar boe ken -- die voor iedereen ter inzage liggen -- voorkomt. Ik heb u gis- terencverteld dat wij uw raad gaan voorstellen een geschil bij de Kroon te deponeren, zodat derden de situatie kunnen bekijken. Dit alles bijeen genomen vind ik het voorbeeld van de heer Crul niet geslaagd. Een laatste opmerking in de richting van de heer Crul betreft het verwijt aan ons college, dat wij alleen de posten van onze eigen begro ting hard proberen te maken en dat wij niet over de alternatieve priori teitstelling praten. Ik heb juist gezegd dat het schrappen vanf „110,000,— aan renovatiekosten door P.v.d.A. en P.P.R. mij in relatie tot hun eigen prioriteiten onvertoonbaar voorkomt. Nummer twee van hun eigen priori teiten is namelijk "wonen en woonomgeving". De heer Dees heeft naar de zuidkant van het industriegebied ge vraagd, De westkant biedt op het ogenblik problemen, zoals ik de raad gisteren heb meegedeeld. Ruimtelijk gezien biedt de oostkant geen pro blemen, dus daar zou het industrieterrein ontwikkeld kunnen wordenwa- re het niet dat er contacten met Pensnett zijn en het is niet aan mij daar over namens het college uitspraken te doen. Ik neem aan dat collega Van Graafeiland dit zal doen. Als de heer Dees gisteravond heeft begre pen dat ik, toen ik over de ruimtelijke invulling van de kantoorfunctie in Breda sprak, alleen op z6ne 3 van het binnenstadsrapport heb gedoeld is dat verkeerd overgekomen. Dit lijkt mij namelijk per se niet de eni ge mogelijkheid in Breda om kantoren neer te zetten; het gaat er mij alleen om dat terreinen voor deze functie zodanig worden ingevuld dat zij niet met andersoortige doelstellingen in de knoop geraken. Heel con creet kan ik zeggen dat ik niet van mening ben dat alleen de binnenstad een kantoorfunctie moet krijgen. Ik vind dat wij naar alternatieve mo gelijkheden, naast elkaar en in evenwicht met elkaar, moeten blijven zoeken en die mogelijkheden zullen ook worden aangedragen. De heer Dees heeft nog gevraagd wanneer deze ruimtelijke vertaling te verwach ten is. De vorige week is de advisering over hoofdstuk IV vanuit de ruim telijke hoek gereed gekomen, zodat deze morgen kan worden gepubli ceerd, Ook deze kwestie behoort tot de portefeuille van wethouder Van Graafeiland. Ik ben gisteren twee vragen van de heer Dees vergeten tebeant-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 1136