29 NOVEMBER 1974
1143
gesteld waarin wordt aangegeven ten aanzien van welke onderdelen over
dracht van bestuurlijke bevoegdheden wenselijk en mogelijk is. Er moet
worden onderzocht in hoeverre overheveling van geldelijke middelen naar
lagere niveaus mogelijk is; wij denken hierbij aan wijkraden enz» De
onroerend-goedbelasting biedt hiertoe de mogelijkheden-
Verder doen de fracties van P. v. d. A. en P. P.R. via een amende
ment het voorstel in de begroting 50. 000, -- uit te trekken om het
college de financiële middelen te verschaffen om tot de opstelling van
een beleidsplan te komen. In onze visie zouden hiervoor de volgende
stappen kunnen worden genomen. Allereerst doet het college voorstel
len omtrent de gewenste uitgangspunten van het beleid. Het moet aan
geven waar wij met Breda naar toe willen. Vervolgens maakt de raad
zijn politieke keuze en daarna doet het college voorstellen omtrent de
beleidslijnen. De raad beslist weer over deze beleidslijnen. Het colle
ge doet vervolgens weer voorstellen over concrete punten van beleid door
aan te geven welke wensen er leven, welke prioriteiten gekozen zouden
kunnen worden en welke budgettaire ruimte er is. De raad moet weer
over deze voorstellen beslissen. Tot slot moeten raad en college attent
blijven en de programma's bijstellen. Een en ander is terug te vinden
in hoofdstuk 8 van het rapport van de commissie-Merkx.
Ter realisering van een planmatig beleid stellen wij voor dat het
college zal worden bijgestaan door een ambtelijk planbureau, dat een
wethouder de verantwoordelijkheid op zich neemt voor de voortgangs-
contröle bij deze stappen en dat de commissie algemene zaken mede
de voortgang controleert en over bijstelling adviseert. Het beleidsplan
kan samen met het ambtelijk apparaat en, voor zover het ambtelijk ap
paraat dit nodig oordeelt, met behulp van derden worden opgesteld.Door
het college is ons wel verweten dat de fracties van P.v. d. A. en P.P.R.
vaak een te fundamentele discussie voeren over bepaalde dingen. Ik
zou er op willen wijzen dat deze fundamentele stellingname voortspruit
uit het programma van Progressief Breda. Het college zou onzes inziens
minder moeite mét deze fundamentele discussies hebben als zijn eigen
uitgangspunten in een beleidsnota waren vastgelegd»
Wij hebben voorgesteld 1, te korten op de jaarwedde van het
college. Een belangrijke reden daarvan was dat er geen beleidsnota aan
het beleid ten grondslag lag. U ziet dat wij zelfs 50. 000, -- voorstel
len om het college van deze boete af te helpen.
De heer WELSCHEN: In aanvulling op hetgeen de heer Kaarsema
ker heeft gezegd zou ik nog enkele korte opmerkingen over de gewest
vorming willen maken. Het betreft een drietal opmerkingen waarvan de
eerste over de grootte van het gewest gaat. Het door de meeste betrok
ken instanties in West-Brabant bepleite ene grote gewest West-Brabant
is door twee ontwikkelingen een beetje op de tocht komen te staan. In
de eerste plaats is er de ontwerp-structuurschets van het departement,
die ieder hier welbekend is, en in de tweede plaats worden door de ge
westen Westelijk Noord-Brabant en Stadsgewest Breda formele vorderin
gen gemaakt. Hoe gelukkig wij ook zijn met deze vorderingen, waar
van de voorzitter gisteren melding heeft gemaakt -- wij kunnen con
creet aan de slag --, dit mag niet betekenen dat de twee genoemde ge
westen zich zó ver gaan ontwikkelen dat zij nauwelijks of niet meersa
men te voegen zijn. Wij zouden het onjuist vinden wanneer de huidi
ge ontwikkelingen zouden inhouden dat zowel van onderaf als van bo
venaf aan een tweedeling van het gewest West-Brabant wordt gewerkt.
Wij willen uitdrukkelijk stellen dat die tweedeling als een tussenfase op