1146 29 NOVEMBER 1974 grote bedenkingen. Als derde punt kom ik op de kwestie van de directe verkiezingen en alles wat daarmee verband houdt. Van een gedeelte van de opvat tingen van de heer Welschen heb ik met instemming kennis genomen. Ik geloof dat zijn opmerkingen juist zijn, maar hieromtrent kan pas iets worden besloten wanneer de gewestwet werkelijk door de Kamers zal zijn aangenomen. U weet dat dit wellicht spoedig zal gebeuren, maar vervolgens zal er, terecht, een lange periode voor inspraak zijn. Ove rigens wordt de mogelijkheid van inspraak ten aanzien van de structuur schets pas vijf maanden na de verschijning van de gewestwet beëindigd, hetgeen ook niet ten onrechte is. De heren Kramer en Kaarsemaker hebben over de inspraak het een en ander gezegd. Kortheidshalve moet ik verwijzen naar al hetgeen bij de algemene beschouwingen over dit punt is gezegd. Ik roep u in her innering dat wij hieromtrent een nota zullen uitbrengen en ik moet aan nemen dat vele van de onderwerpen die door de heren Kramer en Kaar semaker zijn genoemd daarin zullen worden behandeld. Wat betreft de kwestie van de openbaarheid, de beslotenheid en de openheid, waarover de heer Kaarsemaker nadrukkelijk heeft gespro ken, zullen wij wel van mening blijven verschillen. De tijd laat nu niet toe dat ik hierop uitvoerig inga, maar u kent mijn standpunt uit de uit voerige correspondentie met betrekking tot de openheid van het overleg tussen de fractievoorzitters wanneer de burgemeester er al of niet bij is, die ik speciaal met uw fractie heb gevoerd. Ik ben bepaald tegen het door u gestelde en ik wil dat bij deze gelegenheid nog eens nadrukke lijk herhalen. In de gevoerde correspondentie zijn mijns inziens meer dan voldoende argumenten aangevoerd waarmee mijn standpunt is ver klaard. Uit hetgeen ik gisteren met betrekking tot de voorlichting en de omswitching van het bedrag van 25. 000, -- naar een andere postheb gezegd moet het u al duidelijk zijn dat het mij volstrekt onnodigvoor- komt dit bedrag op een alternatieve begroting te plaatsen. Dit lijkt mij ook onjuist, want gisteren wilde ik al duidelijk tot uitdrukking brengen dat een bepaald gedeelte van de post Voorlichting nog geen bestemming heeft en derhalve voor een dergelijke activiteit zou kunnen worden be stemd. Het zal u voorts duidelijk zijn dat de 50. 000, -- voor het be leidsplan en alles wat daarvan is gezegd eveneens onnodig zou zijn,om dat, hoe moeilijk dat ook is, met interne krachten een eerste opzet kan worden gemaakt. Over de gulden is al voldoende gesproken. Als de vergoedingen voor de heer Kaarsemaker op een beter peil zijn gebracht, hoop ik die eens van hem terug te pakken. De heer Kramer heeft over de veiligheid gesproken en hij heeft in dat verband eigenlijk drie punten aangeroerd. In de eerste plaats sprak hij over de bedrijfszelfbescherming. Ten aanzien van de secretarie is die niet aanwezig, hetgeen een gevolg is van het feit dat de diverse diensten verspreid liggen. Als de concentratie heeft plaatsgevonden,zal waarschijnlijk de bedrijfszelfbescherming weer gestalte kunnen krijgen; te zijner tijd zullen daartoe zeker de nodige voorbereidingen moeten worden getroffen. Wél is sprake van bedrijfszelfbescherming bij de dienst van Openbare Werken en bij het Enwa-bedrijf, maar dat zal u wel be kend zijn. Met betrekking tot dit punt is overigens in de begroting een opmerking gemaakt, waaruit u onze stellingname kunt afleiden. Ach ter de betreffende post zijn evenwel geen bedragen genoemd en vermoe delijk hebt u naar aanleiding daarvan uw opmerking geplaatst.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 1146