29 NOVEMBER 1974
1147
Vervolgens sprak u over de verkeersveiligheid en dan in het bij
zonder met betrekking tot de jeugd. Er zijn drie politie-ambtenaren
speciaal voor het onderwijs en de informatie op de scholen ingezet. U
weet waarschijnlijk dat de politie alle lagere scholen bezoekt en dat
vrijwel alle lagere scholen bezoeken aan het politiebureau brengen.
Voorts zult u ook weten dat er incidenteel nog voorlichting en onder
wijs op andere onderwijsinstellingen wordt gegeven. Ik meen dat de po
litie in dit opzicht haar taak zeer goed verstaat.
In de derde plaats heeft de heer Kramer over een bepaald punt zijn
zorg uitgesproken, waarbij hij zich niet tot de gemeente als zodanig
heeft beperkt. Ik kan enkele cijfers noemen, maar die hebben wél op
de gemeente betrekking, want als hoofd van de politie kan ik u alleen
maar daarover informeren. Het oplossingspercentage van misdrijven in
deze stad was in 1973 43,3Voor zover wij dat voor 1974 al kunnen
overzien, bedraagt het percentage dit jaar 46, 1%, hetgeen een belang
rijke vooruitgang betekent. Wat betreft de inbraken kan eenzelfde ten
dens worden waargenomen, want het oplossingspercentage daarbij is van
35,8% naar 44,2% gestegen. Hierdoor behoren wij tot de categorie van
de grote steden met een hoog oplossingspercentage, waarmee ik mij mét
het politiecorps in Breda bijzonder gelukkig prijs.
Ik wil enkele woorden aan het instituut van de wijkagent wijden,
dat over enige tijd zal worden uitgebreid. Dit instituut heeft niet alleen
de sympathie van de raad, maar indertijd had het die ook van de com
missie Openbare Orde. Ik hoop dat dat in de toekomst zo kan blijven.
Overigens wens ik dat ik binnen korte tijd, uiteraard met uw me
dewerking, in staat zal zijn de commissie Openbare Orde opnieuw te
laten functioneren. U moet nog enkele leden voor die commissie voor
dragen, maar als u dat, met inschakeling van andere mensen uit de be
volking -- ik wil daarop de nadruk leggen -- hebt gedaan, zal de com
missie weer kunnen gaan werken en u regelmatig het beleid op het ter
rein van de openbare orde kunnen voorleggen.
De heer KRAMER: Ik dank u voor uw antwoord. Eigenlijk wil ik
nog slechts over één punt spreken, waaromtrent al enige verwarring was
ontstaan, hetgeen op het gebied van het verkeer méér voorkomt. Ik heb
al gezegd dat ik de relatie tussen verkeer en jeugd heel breed wil zien.
Het is niet mijn bedoeling oude discussies op te halen en ik zal dat dan
ook niet doen. Terecht hebt u gezegd dat de politie doet wat zij kan en
dat zij dat voortreffelijk doet; wij zijn het daarover eens. Ik blijf even
wel grote bewogenheid met de kinderen en de bejaarden op de weg voe
len, maar wellicht zullen wij op korte termijn een portefeuille vinden
waarbinnen dit punt nog eens uitvoerig kan worden besproken. Ik vertrouw
er op dat dit de aandacht van uw college heeft.
In onze richting is iets over het in het openbaar vergaderen van de
fractie gezegd en het is de bedoeling dat wij daar op ingaan. Hoewel ik
in de politiek heb geleerd, dat men niet op alles moet antwoorden, wil
ik op het gestelde daaromtrent toch een antwoord geven. Eigenlijk gaat
het hierbij met name om het functioneren van de fractie en men moet
het functioneren van onze fractie onder andere --ik leg de nadruk op
de woorden "onder andere" -- zien in het licht van het Boek, waaraan
wij onze principes ontlenen. Uit dit Boek wil ik twee teksten noemen
en wel in de eerste plaats: "Zonder verstand deugt zelfs ijver niet".Op
een andere plaats staat iets over moed en wel het volgende: "Wijsheid
is bij de ootmoedige".Voor de belangstellenden kan ik nog aangeven waar
het staat.