1148 29 NOVEMBER 1974 De heer KAARSEMAKER: Ik ben geen bijbelkenner en ik kan deze teksten in het licht van de opmerkingen die ik heb gemaakt niet erg dui delijk plaatsen. Tot mijn spijt zijn er nog enkele van de vragen blijven liggen die ik in de richting van het college heb gesteld, In de eerste plaats sprak ik over de openbaarheid van alle, ook de informatieve, raadsvergade ringen. Ik heb u gevraagd of het college bereid is in de toekomst alle raadsvergaderingen openbaar te doen zijn. Vervolgens ligt er nog een vraag van mijn kant over de onbeperk te terbeschikkingstelling van alle gevraagde informatie aan de raadsle den en een vraag over invoering van verantwoordingsplicht van gemeen tebestuurders over namens de raad uitgevoerde nevenactiviteiten. Is het college bereid daaromtrent een preadvies uit te brengen? Met betrekking tot ons voorstel 25. 000, -- van de post Informa tie en Voorlichting naar "begeleiding inspraakcontacten ambtelijk appa raat" te verschuiven is van de zijde van het college gesteld dat daaraan geen behoefte bestaat. Wij menen dat dit wel het geval is en zullen der halve bij ons voorstel blijven. Ik heb niet voldoende reactie ontvangen op onze beide amende menten ten aanzien van de 50. 000, -- die wij voor een onderzoeknaar de decentralisatie van het bestuur beschikbaar willen stellen en vooreen onderzoek naar het overhevelen van bestuursmogelijkheden, waarbij gel den aan lagere niveaus moeten toevloeien. De heer WELSCHEN: Ik wil nog enkele korte vragen stellen naar aanleiding van het betoog dat u over de gewestvorming hebt gehouden. U hebt gezegd dat het contactorgaan voor de gewesten niet altijd even goed functioneert, omdat de ambitie hiervoor niet altijd groot is. Ik had al het vermoeden dat wij hieromtrent een beetje voorzichtig moe ten spreken, maar mijns inziens is dit te voorzichtig. Kunt u wellicht iets duidelijker maken hoe de situatie is en welke rol Breda hierbij speelt? In de tweede plaats ga ik nog even op de dubbele pet van Etten- Leur in. Een dergelijk voorstel is natuurlijk niet ideaal, maar inEtten- Leur heb ik niettemin hieromtrent iets vernomen, hetgeen is ingegeven door de situatie waarin men daar momenteel verkeert. Men neemt aan de: regelingen geen deel; wat men gedeeltelijk argumenteert op grond van het feit dat er gezien de witte vlekken zo snel mogelijk tot één groot gewest moet worden gekomen. Als men relaties naar beide zijden zou leggen, zou men een uitzonderingspositie houden. Indien men de func tie van brug naar één gewest handhaaft, zou het nadeel van het niet aan de regelingen deelnemen worden verminderd. Ik kan mij goed voorstel len dat die situatie door Breda niet als bijzonder prettig wordt ervaren, maar er moeten van onze zijde wel harde argumenten naar voren worden gebracht, omdat de opmerking dat het dragen van een dubbele pet moei lijkheden met zich brengt niet hard genoeg is. De VOORZITTER: Ik. zal eerst ingaan op de laatste vragen met be trekking tot de gewestvorming. De heer Welschen heeft om duidelijk heid over het functioneren van het contactorgaan en over de rol van Bre da of de regio Breda verzocht. Het functioneren van het contactorgaan is door Breda en door vertegenwoordigingen van Breda in regionaal ver band zoveel mogelijk bevorderd. Uit de opstelling van de pers in wes telijk Noord-Brabant met betrekking tot het gewest Groot West-Brabant blijkt al dat men zich daarvan steeds heeft gedistantieerd. Men wil ook liever niet over een "contactorgaan", maar over de zwakkere term "voor-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 1148