114
14 FEBRUARI 1974
fietsen onder ogen zullen krijgen: ik neem aan dat aan de ambtenaren
racefietsen zullen worden verstrekt, alsmede zwemvesten, nu er ook
een riviertje blijkt te zijn. Misschien kan er ergens onder het stadhuis
een luik aangebracht worden waardoor de ambtenaren gemakkelijker
binnen kunnen komen.'
De kwestie van de parkeergarage neem ik hoog op. Zelfs afge
zien van de eventuele plannen met de binnenstad kan men vaststellen
dat een parkeergarage onder het Stadserf het karakter daarvan zodanig
zal aantasten, dat men daartegen alleen maar een fel protest kan laten
horen. In alle toonaarden is vanavond al gezegd dat wij vanavond geen
besluit tot de bouw van deze parkeergarage nemen, maar in ieder geval
wordt deze toch duidelijk genoemd. Wij hebben al vaak genoeg gemerkt
--op dat punt ben ik dan ook weer eens wantrouwend -- dat iets dat ter
loops wordt vermeld en waarvan men op het eerste gezicht denkt dat het
niet zo belangrijk is, toch een uitgangspunt blijkt te zijn waar men op
doorgaat. Graag zou ik vanavond van het college horen dat het afziet
van het plan voor deze parkeergarage, die overigens mijns inziens vol
strekt niet nodig is. Hoewel ik van mening ben dat ook de ambtenaren
natuurlijk met auto's naar hun werk moeten komen, meen ik dat ten
eerste vele ambtenaren hun auto in deze omgeving zouden kunnen blij
ven parkeren, terwijl er ten tweede in de omgeving genoeg parkeerruim
te is. De afstand van deze parkeerruimte tot het stadhuis is zo klein,
dat het op mij een zeer overdreven indruk maakt dat men met alle ge
weld een zeer grote parkeerruimte bij het stadhuis wil creëren. In Bre
da hebben wij het voordeel dat de stad niet uitermate groot is, zodat
men van vele gedeelten van de stad zelfs lopend andere delen kan be
reiken. Het lijkt mij dan ook zeer overdreven een dergelijk plan zelfs
maar te overwegen. Als ik vanavond niet verneem dat deze gedachte
geheel verdwijnt, zal ik tegen het voorstel stemmen en wel op grond
van de plannen tot aanleg van een parkeergarage.
De heer AMERICA: Ik kan met het voorstel meegaan, met uitzon
dering van de parkeergarage.
De heer FROGER: Ik wil precies het tegenovergestelde zeggen; een
binnenstad waar men met vervoer niet kan komen gaat dood, dus de par
keer gara ge
De VOORZITTER: Dank u voor uw toespraak, mijnheer Froger.'
Ik meen dat het op mijn weg ligt de raad dank te zeggen voor
het uitgesproken respect voor de commissie ad hoe gemeentelijke huis
vesting. In augustus 1972 heeft de raad besloten het onderzoek in te
stellen en sindsdien heeft de commissie ongeveer tien maal vergaderd
en dit is met hulp van drie leden van de raad --de heer Quadekker, de
heer Spanjer en tot voor zeer kort ook nog de heer Van Merkom -- bij
zonder goed en constructief verlopen. Ik wil erop wijzen dat de commis
sie nog lang niet gereed is met haar werkzaamheden, aangezien de op
dracht veel meer bestrijkt dan het stuk dat op het ogenblik ter tafel ligt.
Het is de bedoeling binnenkort in de commissie ook de vraagstukken met
betrekking tot de huisvesting van andere gemeentelijke diensten te be
handelen.
De heer Van Dun zal straks ongetwijfeld nog nader ingaan op de
verdere gang van zaken. De dienst openbare werken is bezig met het
opstellen van de plannen, terwijl men ter secretarie -- ook dit is in de
commissie besproken -- gegevens aan het verzamelen is voor een zo
genaamde "kosten-baten-analyse". Als dit alles gebeurd is, zal mijns
inziens het project verder ontwikkeld kunnen worden.