1158
29 NOVEMBER 1974
onderwijsveld kan worden uitgevoerd, kan overigens wel eens zijn dat
het vakonderwijs moet worden uitgebreid. Teneinde te doen blijken dat
wij het vakonderwijs niet rigoureus willen afbreken, alvorens er een be
zinning heeft plaatsgevonden, hebben wij een krediet van ƒ.25.000,—
op de begroting opgevoerd.
Ik kom thans op het punt van de permanente educatie. Bij de be
grotingsbehandeling heeft het college bij monde van wethouder Broe
ders een nota over dit onderwerp toegezegd, maar het afgelopen jaar is
van die toezegging helaas niets terechtgekomen; zij ligt nu evenwel op
nieuw op tafel. Wij vragen ons wél af wie deze toezegging heeft gedaan
en wie die ten uitvoer moet brengen, omdat zowel de wethouder van On
derwijs als de wethouder van Cultuur daarover heeft gesproken. Het zou
zinvol zijn beide portefeuilles op het gebied van de permanente educa
tie te koppelen, maar ik wil hierbij aantekenen dat de permanente edu
catie naar ons gevoel bij de portefeuille Onderwijs dient te berusten,hoe
wel dat niet wegneemt dat ook de wethouders van Cultuur, Sportjeugd
en Recreatie, Maatschappelijke Dienstverlening en Openbare Werken
daarbij moeten worden betrokken. Wij stellen voor 25. 000, -- voor
projecten in het kader van die permanente educatie uit te trekken,wel
ke volgens onze optiek in eerste instantie op de maatschappelijk zwak
keren in onze samenleving moet worden gericht. De subsidie voor het
Vormings- en Ontwikkelingscentrum West-Brabant, die op de begroting
Cultuur kan worden teruggevonden, valt bijvoorbeeld binnen deze post,
terwijl ook een mogelijke subsidiëring van het Vormingswerk Jonge Vol
wassenen daarin zou kunnen passen. De experimentenpot voor Cultuur
als onderdeel van de ruimte van 2°]o, die wethouder Sandberg gisteren
heeft verdedigd en waaromtrent hij zich afvroeg waarom wij daar niet
achter konden staan, hebben wij bij genoemd bedrag ondergebracht.
Vervolgens ga ik op de reorganisatie van het peuterwerk in. En
kele jaren geleden is van de zijde van de dienst Jeugd en Sport een sub
sidie als experiment aan de Stichting Peuterwerk verleend. Dit werk is
op de begroting voor 1975 met een bedrag van 43. 000, -- gehono
reerd, wat vrijwel hetzelfde bedrag is als dat wat in 1974 beschikbaar
werd gesteld. Aangezien er echter momenteel 18 speelzalen naast de
drie gesubsidieerde om financiële hulp staan te trappelen teneinde het
werk enigszins verantwoord te kunnen aanpakken, is er van een grote
financiële achterstand op dit gebied sprake. De betaling van het mi
nimumloon aan professionele werkers zou toch normaal moeten zijn,
zonder dat de lasten daarvan op de schouders van de ouders gaan druk
ken. Van enige evaluatie en beleidsplanning tijdens het experiment is
helaas niets terechtgekomen. Het hoe en waarom van de peuterspeel
zalen wordt door de commissie Kindercentra zelf duidelijk en indrin
gend overgebracht in een eigen nota die op 20 november is uitgekomen;
deze nota is aan de verschillende fracties en aan het college aangebo
den. Hierbij komt dat het ministerie van C.R. M, dit jaar een post voor
de subsidiëring van het peuterwerk heeft uitgetrokken. Om enige mis
verstanden te voorkomen wil ik zeggen dat wij nu niet over Jeugd,Sport
en Recreatie spreken, maar dat wij voorstellen het peuterwerk binnen de
sector Onderwijs te gaan opnemen. Naar ons gevoel hoort het daar het
beste thuis, met name vanwege de paedagogisch-psychologischeraak
vlakken met het onderwijs, terwijl participatie en begeleiding van de
ouders daarbij door de Schooladviesdienst zouden kunnen plaatsvinden.
De wethouder van Onderwijs heeft overigens in augustus al positieve ge
luiden over een eventuele verhuizing laten horen. Wij verzoeken u in
samenwerking met de betrokkenen'een beleidsplan op te stellen, sub-