14 FEBRUARI 1974
115
Ik geloof dat het in dit verband niet geheel ter zake doende is over
hulpsecretarieën te spreken. Bij de behandeling van de begroting voor
het jaar 1970 is hierover ook door de heer Van der Werff gesproken; ik
herinner mij dat zeer goed. Als men dit vraagstuk moet bekijken, moet
men naar ik meen constateren dat de behoefte aan hulpsecretarieën in
bepaalde delen van de stad op dit ogenblik niet is aangetoond. Wellicht
gaat deze behoefte wel ontstaan, wanneer eenmaal de Haagse Beemden
bebouwd zullen worden, maar daarover moet de raad als ik het wel heb
nog belissen.
Wethouder VAN DUN; Wederom een voorstel van het college waar
over de raad het naar ik meen eens is. Het is verheugend dit te consta
teren en als het vanavond zo doorgaat, zitten wij goedj Toch zijn er en
kele randverschijnselen aan de orde geweest.
Ik zal trachten de essentie van het probleem op tafel te leggen en
naar aanleiding daarvan enkele opmerkingen te maken. Zoals de raad
weet hebben wij de "civic-center-conceptie" laten vervallen en was des
tijds de huisvesting van het gemeentelijk apparaat primair. In het voor
stel staat kort samengevat te lezen dat wij gezocht hebben naar allerlei
alternatieven. Voor het stichten van een nieuw stadhuis heeft Breda niet
de benodigde financiële middelen, iets waarop ik bij de beantwoording
van een vraag van de heer Sandberg nog terugkom.
In de tweede plaats hebben wij onderzocht of wij gebruik kunnen
maken van de in groot aantal geboden mogelijkheden tot levering van
een gemeentehuis, dat de gemeente Breda dan met een zekere garantie
voor een bepaald aantal jaren in gebruik zou nemen. Onderzoek bij de
provincie heeft ons geleerd dat wij daarvoor nooit ofte nimmer goedkeu
ring van gedeputeerde staten zouden krijgen.
Op dat ogenblik stonden wij voor de taak de moeilijkheden waar
voor wij gesteld zijn op te lossen. Overigens wijs ik erop dat de raad
door het voorstel van het college aan te nemen impliciet besluit -- me
de op grond van het advies van de projectgroep -- dat het bestuurscen
trum van de gemeente Breda te allen tijde zijn plaats zal blijven be
houden aan de Grote Markt. Mede in verband met de groeiende concep
tie van de binnenstad en de functie van de Grote Markt is dit mijns in
ziens een uitgangspunt dat de raad door het principe-besluit te nemen
onderschrijft.
Voortbordurend op dit principe-besluit hebben wij de belendende
percelen in de Catharinastraat bekeken en zijn op die wijze tezamen
met de commissie tot de oplossing gekomen die vanavond aan de raad
wordt voorgelegd. Naar mijn smaak is dit een verheugende oplossing,
omdat zij direct verband houdt met het principe-besluit terzake van de
vestiging van het bestuurscentrum. In de tweede plaats zal deze oplos
sing een duidelijke functieversterking van de Catharinastraat met zich
meebrengen. In de derde plaats -- dit mede in antwoord op een vraag
van de heer Sandberg -- kunnen wij, doordat de gemeente eigenares
is van de betrokken panden en doordat deze panden zich in een op het
stadhuis aansluitende bebouwing uitstrekken, naarmate de financiële
middelen per jaar beschikbaar zijn activiteiten in die richting ontplooi
en. Op het ogenblik is de raad een plan voorgelegd waarmee ongeveer
10 miljoen gemoeid zal zijn en op grond daarvan kunnen wij naar
gelang van de financiële mogelijkheden in de komende jaren fasegewijs
voorstellen tot verwezenlijking gaan doen. Wij behoeven dus zeer ze
ker niet in één jaar 10 miljoen te investeren; wij zetten de tering
naar de nering door deze oplossing in te passen in de financiële moge
lijkheden van de gemeente Breda.