29 NOVEMBER 1974
1170
bewust ben dat ik wellicht te vroeg het woord heb gevraagd omdat er
nog andere raadsleden over financiën willen spreken. Wij zijn, zoals
vanavond al is gezegd, nog wat onervaren.
Met betrekking tot het onderwijs wil ik niet ieder facet van mijn
eerder gehouden betoog gaan belichten. Ik heb mijn opmerkingen in
middels al in schriftelijke vorm aan de wethouder ter hand gesteld en
ik verwacht dat bepaalde onderdelen ervan gedurende de komende
maanden wel in de commissievergaderingen aan de orde zullen komen.
Wel wil ik reageren op een vrij vage doelstelling die de wethouder
voor het onderwijs heeft geformuleerd: hij heeft gezegd dat hij de gun
stigste situatie voor het kind wil creëren. Op het eerste gezicht lijkt
dat een formulering waarin allerlei groepen zich zouden kunnen vin
den, ware het niet dat de een sneller en fundamenteler te werk zou
willen gaan dan de ander, zoals de afgelopen dagen duidelijk tot uiting
is gekomen. In verband met dat snellere tempo hebben wij op bepaal
de punten om initiatieven van het college gevraagd. Wat mij nu in de
beantwoording van de wethouder nogal pijnlijk aandeed is dat eigen
lijk toch niet veel animo bestaat om een eenmaal bepaalde koers, die
als juist wordt ervaren, enigszins bij te stellen teneinde tot enkele
initiatieven op het gebied van het onderwijs te komen. Ik heb enkele
onderwerpen genoemd die ik niet uit mijn eigen mouw heb geschud,
doch die na ampel overleg zijn bepaald; naar mijn gevoel zijn ten aan
zien van deze onderwerpen initiatieven duidelijk vereist. Het nemen
van initiatief, het streven naar en het vormgeven aan beleid is nu
juist iets wat wij tijdens deze begrotingsbehandeling -- en wat mij be
treft in het bijzonder bij de behandeling van onderwijs -- zo graag
hadden willen zien. De benadering van de wethouder is nogal praktisch:
hij heeft een aantal vage toezeggingen gedaan waar men veel kanten
mee uit kan. Te weinig benadert hij de materie aan de hand van een
beleid en te weinig toont hij dat hij binnen het bewegende onderwijs
veld tot bepaalde initiatieven wil komen.
Eén van de uitingen daarvan is dat hij onze vraag over een coördi
natiefiguur voor het gehele onderwijs niet heeft beantwoord. Met klem
wil ik er nogmaals op wijzen dat wij coördinatie tussen de schoolad
vies- en begeleidingsdienst, het gemeentelijk bureau en allerlei school
typen in Breda, al dan niet nauw gelieerd aan de gemeente, van groot
belang vinden. Misschien kan de wethouder hier in tweede termijn
nog op ingaan.
Vervolgens iets over de schooladviesdienst. Met betrekking tot de
openbaarheid van de vergaderingen van de commissie heeft de wethou
der gezegd dat de doelmatigheid daarbij in het gedrang zou komen.
Naar mijn mening moet hij een dergelijke bewering bewijzen, moet
hij laten zien dat de doelmatigheid door openbaarheid in het gedrang
komt. Uit persoonlijke ervaring kan ik mededelen dat onze fractiever
gaderingen door openbaarheid niet minder doelmatig zijn geworden dan
voordien naar horen zeggen het geval is geweest. Overigens is dit as
pect nog maar een klein onderdeel van de opmerkingen die wij over
de schooladviesdienst hebben gemaakt. Nogmaals wil ik vaststellen dat
de aanwezigheid van de schooladviesdienst in Breda bijzonder gunstig
is. Er is een concreet beleidsplan geformuleerd dat weinig aan duide
lijkheid te wensen overlaat en waarin enkele prioriteiten worden gefor
muleerd. Mede tengevolge van de subsidie van de rijksoverheid zijn
er mogelijkheden om het werk te gaan intensiveren. Over de vraag in
welke mate dat zal gaan gebeuren heeft de wethouder nog geen licht
kunnen laten schijnen, maar dat zal naar alle waarschijnlijkheid in de