1173 29 NOVEMBER 1974 verder: de wijze van vergaderen heeft niet alleen effect op degenen die aanwezig zijn maar ook op anderen. Wethouder BROEDERS: Nu komen wij aan het kernpunt waar ik over heb gesproken. Waar gaat het om Het gaat om een beleidspro- gram, om een werkplan, waar de mensen interesse voor kunnen heb ben. Ik vraag mij wel eens af of men de interesse niet vermoordt als men over huishoudelijke zaken, de personeelssituatie enz. in het open baar vergadert. Het is gewenst de aandacht toe te spitsen op de essen tiële punten en daartoe is de commissie bereid. Dit is eigenlijk het discussiepunt. Het is niet mijn bedoeling ervoor te pleiten dat het werk van de schooladviesdienst zich in geheimzinnigheid voltrekt. Ik betoog -- en daarover kan men van mening verschillen -- dat men moet spre ken over onderwerpen die voor de mensen interessant zijn en die de essentie van het werk uitmaken. De heer WELSCHEN: Begrijp ik goed dat de wethouder de vergade ringen partieel openbaar wil maken, namelijk wanneer er onderwerpen aan de orde zijn die naar zijn mening algemeen interessant worden ge vonden.? Wethouder BROEDERS: Ik ben van mening dat het nuttig is zo veel mogelijk mensen te betrekken bij het beleidsplan en het werkplan. Overigens kan men er nog over discussiëren in welke vorm dat moet ebeuren, want dergelijke plannen worden reeds toegestuurd en er wor- en vergaderingen over belegd waarbij iedereen welkom is, maar mis schien kan daarin nog verbetering worden gebracht. Wel vraag ik mij af of het openbaar vergaderen over huishoudelijke zaken, de personeels situatie enz. niet een belemmering kan zijn doordat het afleidt van de essentiële dingen die bij dit werk aan de orde zijn. De heer WELSCHEN: Wij komen in ieder geval gelukkig dichter bij elkaar. Wethouder BROEDERS: Ook bij nalezing van de tekst van het be toog begrijp ik de opmerkingen van de heer Hendriksen over de coördi natiefiguur niet goed, zodat wij daarover nog eens zullen moeten spre ken. Ik begrijp zijn opmerkingen vooral niet omdat hij heeft gezegd dat op deze manier wellicht in de toekomst kan worden voorkomen dat vitale opleidingsinstituten onverwachts en om onduidelijke redenen Breda verlaten. Ik vermoed dat hij hiermee op de medische analisten - school heeft gedoeld, maar ik zie de functie van de coördinator in dit geheel niet duidelijk in. Wel is het mij duidelijk -- daarover heb ik verleden week een gesprek op het ministerie in Den Haag gevoerd -- dat ten aanzien van vestiging van instituten, nieuwbouw en lokalenplan de samenwerking tussen gemeentelijke en rijksoverheid sterk moet wor den verbeterd en dat er meer samenhang in de vestiging van instituten in Breda moet komen. Het is echter de vraag of men dit bereikt door de aanstelling van een coördinator of door een verbetering van de struc tuur van het overleg tussen gemeenten en rijksoverheid. Ik meen dat de laatstgenoemde mogelijkheid tot het gestelde doel leidt, maar mis schien kunnen wij ook daarover nog eens met elkaar spreken. De heer WELSCHEN: Kunnen niet vanuit de gemeente allerlei ont wikkelingen worden geëntameerd waarbij de bevolking en de leerkrach-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 1173