29 NOVEMBER 1974
1178
primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden, zijn bij de ambtenaren
redelijk veilig gesteld. Als men het daarbij echter laat, gaat men aan
een maatschappelijke ontwikkeling voorbij. Wil het college een goed
voor zijn taak berekend ambtenarenkorps hebben dat zich tot eigen
voldoening voor het dienen van de gemeentebelangen inzet, dan zal
het veel aandacht aan de personeelsbegeleiding moeten besteden. Een
functionaris moet ergens worden geplaatst waar hij het beste tot zijn
recht komt en de grootste voldoening in zijn taak vindt. Voorts dient
het college zich bezig te houden met de carrièreplanning, met vor
ming en met opleiding. De chef dient zijn medewerkers te kunnen sti
muleren en motiveren en er dient aan medezeggenschapscommissies
meer inhoud te worden gegeven.
De invoering van een personeelsbeoordelingssysteem voor enkele
diensten juich ik dan ook van harte toe, hoewel de vrijblijvendheid
van de verwezenlijking daarvan mij wel wat zorgen baart. Het is dui
delijk dat bij ieder hoofd van dienst de verantwoordelijkheid voor het
personeelsbeleid in zijn dienst of bedrijf berust, maar dit mag niet
leiden tot een vrije interpretatie van het personeelsbeleid voor de be
trokken dienst of het betrokken bedrijf. Centraal zal -- uiteraard in
overleg met directies, hoofden van dienst en de bestaande overlegin-
stanties -- moeten worden gesteld waarop het personeelsbeleid van de
gemeente berust en wat de uitgangspunten hierbij zijn. Dit beleid
moet voor iedere ambtenaar duidelijk zijn. Misschien is in ambtena-
renkring de tijd nog niet rijp voor een sociaal statuut, overigens niet
te verwarren met het sociaal statuut waar de progressieve partijen over
hebben gesproken. Toch zou ik voor enkele duidelijke uitgangspunten
willen pleiten.
Het lijkt mij goed dat de nota "Inhoud en plaats van de personeels
functie", verschenen in 1970, aan een revisie wordt onderworpen, maar
dan in de context van het personeelsbeleid in de gemeente Breda.
Om het college en ons allen te dwingen dit zo belangrijke beleids
punt voldoende kritisch te blijven volgen zou ik willen voorstellen dat
de raad tenminste eens per jaar uitvoerig wordt ingelicht over het in
deze stad te voeren personeelsbeleid. Bij het verstrekken van deze in
lichtingen zou aandacht moeten worden besteed aan het begeleidings-
en promotiebeleid, de vorming en opleiding, de overlegstructuren, de
organisatieontwikkeling e. d.
Ik ga thans over naar de maatschappelijke dienstverlening, waar
bij ik in één adem de sociale dienst en de gemeentelijke gezondheids
dienst wil noemen. Meer dan één derde van de totale begroting behoort
bij deze sector en komt in het algemeen ten goede van burgers van
Breda die op een of andere manier gehandicapt door het leven gaan,
hetzij in materieel-financieel opzicht, hetzij om redenen van imma
teriële aard zoals ziekte, ouderdom, werkloosheid, geestelijke onvol
wassenheid e. d. Wij mogen ons gelukkig prijzen te leven in een tijd
waarin wij nog steeds de financiële mogelijkheden hebben om onze
medeburgers in nood te helpen. Toch heeft de maatschappelijke dienst
verlening diverse aspecten die wij kritisch moeten volgen. Geen boom
groeit tot in de hemel, zeker geen financiële boom. Daaruit volgt
dat wij zuinig met gemeenschapsgelden moeten omgaan, zonder dat
degenen voor wie zij bestemd zijn daaronder lijden. Hier kan een gro
te efficiency en een duidelijke organisatie toe bijdragen. Mede ten be
hoeve van deze efficiency zullen wij een vorm van samenwerking van
de diverse instituten en verenigingen moeten vinden. De gelden moe
ten terecht komen waar de nood het hoogst is. Hoewel de uitdrukking