29 NOVEMBER 1974 1182 hebben opgenomen vindt zijn oorzaak in de vermelding in de begroting van een uitbreiding van het desbetreffende bureau van acht tot tien maatschappelijk werkers. Dit is naar onze mening geen tijdelijke en evenmin een geringe ingreep, mede gezien in het licht van de uitbrei dingsbeperkingen voor het gehele personeelsbestand van de gemeente. Bovendien doet de ontwikkeling naar een groter aantal functionarissen ons vrezen dat daardoor het particulier initiatief ernstig zal worden on dergraven. Wellicht leidt deze ontwikkeling zelfs tot de ondergang van instituten in het veld van het particulier initiatief. Er treedt naar on ze mening een concentratie van macht op. Dat deze constatering nog steeds niet achterhaald is blijkt uit de opvattingen van de centrale overheid, In het bijzonder heeft het mi nisterie van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk totnogtoe, on danks de schriftelijke verzoeken -- onder meer van het gemeentebe stuur van Breda -- die zijn binnengekomen, geweigerd deze maatschap pelijk werkers te subsidiëren. Persoonlijk vind ik dit een volkomen te recht standpunt. Tot slot zou ik graag in het kort iets over het woonwagencentrum willen zeggen. Op grond van de woonwagenwet moesten in den lande regionale woonwagencentra tot stand komen en derhalve is ook in on ze regio een dergelijk centrum gevormd. Voorts moesten de kleinere kampen verdwijnen. De laatste jaren kan men echter bij de centrale overheid een enigszins andere tendens constateren die tegengesteld is aan de gedachte die aan de wet ten grondslag heeft gelegen. Mijns in ziens maakt deze tendens het weer mogelijk kleinere kampen te creëren. Kan het college nu reeds consequenties van deze beleidsombuiging van de rijksoverheid noemen, in het bijzonder voor onze eigen regio? Hoe staan bijvoorbeeld de omliggende gemeenten hiertegenover? Wat vindt het bestuur van het regionale centrum van deze ontwikkelingen? Zijn er perspectieven voor de komende jaren te noemen of is men zelfs al doende weer kleine kampen te vormen? De heer JONGENEEL: In Breda is de gemeente één van de grootste werkgevers, hetgeen wordt aangetoond door het aantal werknemers van circa 1. 800. Het is dan ook voor het gemeentebestuur mogelijk een wezenlijke bijdrage te leveren aan de totstandkoming van een juiste en correcte verhouding tussen werkgever en werknemer. Mede zeggenschap en democratisering zijn begrippen die bij alle politieke partijen in het programma voornomen. Daarom is het jammer te moe ten constateren dat juist op de plaats waar deze begrippen direct in de praktijk kunnen worden gebracht daar nog te weinig aandacht aan wordt besteed. De federatie van fracties van P. v. d.A. en P. P. R. zou dan ook gaarne het standpunt van het college ten aanzien van de navolgen de punten vernemen, waarbij het mij verheugt dat een raadslid van het C.D.A. daarvoor al een aanzet heeft gegeven, a. Het ieder jaar uitbrengen van een sociaal jaarverslag, waarin het personeelsbeleid duidelijk wordt uiteengezet, b. Verantwoordelijkheid van de wethouders voor het personeelsbe leid in hun sectoren en een verantwoording van het gevoerde beleid in het sociaal jaarverslag. c. Een jaarlijkse personeelsbeoordeling waarin vooral de sociale aspecten worden verwerkt. De beoordeling dient in alle openheid met de beoordeelde te worden besproken, onder verantwoordelijkheid van de betrokken wethouder. Beroep moet mogelijk zijn. Kan een derge lijke beoordeling voor ieder personeelslid geschieden?

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 1182