1189
29 NOVEMBER 1974
landse Werknemers geen behoefte bestond. Na de krantenpublikaties
over de begrotingsbehandeling ben ik benaderd door staffunctionarissen
van de Stichting Buitenlandse Werknemers, die mij vroegen wat er pre
cies was bedoeld en waar zij informatie over de migrantenraad konden
krijgen. Men zou op dit punt inlichtingen inwinnen en was sterk geih-
teresseerd.
In de tweede plaats hebben wij tijdens de ter gelegenheid van de
verkiezingen gehouden koffiegesprekken contact gehad met comité's
van buitenlandse werknemers, die onze mening over de migrantenraad
volkomen konden onderschrijven.
Wethouder DE RAAFF- Het is duidelijk dat mevrouw Paulussen
blijkbaar bijval voor haar ideeën vindt. Overigens is het merkwaardig
dat degenen die er belang bij hebben niet de weg weten te vinden naar
degenen die de gedachten enigszins zouden kunnen verwezenlijken.
Mevrouw PAULUSSEN: U hebt nooit op enigerlei wijze toegezegd
een serieus onderzoek in te stellen en een nota uit te brengen over de
instelling van een migrantenraad.
Wethouder DE RAAFF: Ik ben van mening dat ik, als er wensen
zijn, mag verlangen dat deze bij mij op tafel komen. Ik kan toch
moeilijk links en rechts gaan opbellen en gaan vragen: "Mijnheer of
mevrouw, had u nog iets gewenst?"
De heer BECKERS: Het antwoord van de heer De Raaff is ontwape
nend, maar is hij niet van mening dat ook de raadsleden een kanaal
vormen waarlangs bepaalde wensen op bestuurlijk gebied van de bevol
king kenbaar kunnen worden gemaakt?
Wethouder DE RAAFF: Dat is juist, maar laat men dan ook met
concrete ideeën komen die aangeven wat er zou kunnen gebeuren en
wat de zin daarvan is. Als men alleen maar zegt dat er in Utrecht een
migrantenraad is en dat wij er in Breda ook één moeten hebben, voert
men niet voldoende argumenten aan
De heer OOMEN:Als de wethouder één van zeshonderd amb
tenaren naar Utrecht laat bellen, krijgt hij alle informatie op tafel!
De VOORZITTER:Voorlopig is het woord weer definitief aan de heer
De Raaff,
Wethouder DE RAAFF: De argumentatie moet niet worden ontleend
aan wat men in Utrecht heeft gedaan. Hoofdzaak is de vraag of wij
van mening zijn dat er in dezen iets moet gebeuren. De inlichtingen
waarover ik beschik zijn niet van dien aard, dat ik van mening ben
dat ik hoognodig een nota over een migrantenraad moet uitbrengen.
Dat is het probleem.
De derde opmerking van mevrouw Stutterheim betrof de prioritei
ten bij de sociale dienst en de gemeentelijke geneeskundige en gezond
heidsdienst, waarin men wil schrappen. Gisteren meende ik in de be
togen van de heer Crul te beluisteren dat zijn groepering hulpverlening
aan groepen een hogere prioriteit toekent dan hulpverlening aan de in
dividuele mens; het verheugt mij van mevrouw Stutterheim te verne
men dat dit niet het geval is en ik meen dat wij het op dit punt eens