29 NOVEMBER 1974 1190 zijn. Nochtans wil men -- naar ik heb begrepen met enige pijn -- in mijn begroting bezuinigingen aanbrengen. Zo meent men dat er nog wel een tijdje zonder methodoloog kan worden gewerkt. Ik moet be kennen dat ik van deze redenering niets begrijp. Nog levendig herin ner ik mij dat de heer Kramer verleden jaar heeft gezegd dat ik wel grapjes over vermageren had gemaakt maar dat dit niet ten koste van de G. G. en G. D. zou mogen gaan. Ik heb dit gelijk een goed wethou der betaamt ter harte genomen de vermagering heb ik op mijzelf toe gepast, maar niet op de G. G. en G. D. Naar mijn mening moest er bij de G. G. en G. D. hoognodig iets gebeuren. Natuurlijk was men het daar bij de G. G. en G. D. mee eens en had men daar bepaalde wensen. De hoofdzaak wordt in ieder geval gevormd door de vragen of het mo gelijk is op dit gebied iets voor de G. G. en G. D. te doen en of dit ook noodzakelijk is. Ik prijs mij gelukkig dat hiervoor in het college gehoor werd gevonden en dat derhalve de enige uitbreiding van de G. G. en G. D. de aanstelling van de methodoloog betrof. Overigens ben ik niet aan dit geleerde woord gehecht: het betreft hier heel ge woon een voorlichtingsdeskundige, ontsproten aan een nieuwe tak van de Wageningse Hogeschool. Wij zijn tot de conclusie gekomen -- en ik meen dat de groepe ring van de heer Crul daar alleen maar gelukkig mee zou kunnen zijn -- dat het welslagen van deze activiteiten staat of valt met de juiste wij ze van voorlichten. Jarenlang heeft de opvatting gegolden dat er be paalde deskundigen zijn die hun vak kennen en die het dan ook wel kunnen verkopen, maar langzamerhand hebben wij leren inzien dat iemand een knap arts of een goed tandarts kan zijn, maar dat dit nog heel iets anders is dan het beïnvloeden van het gedrag van de mensen die zouden moeten doen wat volgens de arts of tandarts gunstig is. Zo is er bijvoorbeeld voorlichtingsmateriaal op het gebied van de tandheel kundige verzorging gemaakt, maar achteraf blijkt dat dit materiaal niet gelezen of niet begrepen wordt, behalve door een klein groepje van mensen die op zijn minst een h. b. o. - opleiding hebben genoten. Allen die minder dan een h. b. o.-opleiding hebben genoten schijnen dit materiaal niet te lezen of niet te kunnen lezen, terwijl deze men sen naar ik meen nu juist de groep vormen waarvoor de heer Crul meer malen terecht bijzondere aandacht heeft gevraagd. Ik geloof overigens dat ik mijn spreektijd heb overschreden. Er zijn natuurlijk altijd domme mensen: ik heb een horloge maar ik ben vergeten de knop in te drukken waardoor wordt aangegeven hoeveel tijd een mens gebruikt. Ik had twintig minuten voor de totale begro tingsbehandeling en ik ben al meer dan een half uur aan het woord! Ondanks alles ben ik echter van mening dat het gehele "tanden- project" -- waarvan naar ik meen mevrouw Paulussen indertijd met haar groepering een warm voorstandster was omdat de problematiek er fundamenteel door zou worden aangepakt op een geheel andere ma nier dan tot dan toegebruikelijk was -- staat of valt met de steun van een methodoloog. Hoewel ik hierover nog meer zou kunnen zeggen, meen ik dat ik mij in verband met de tijd beperkingen moet opleggen. Mevrouw Stutterheim heeft voorts gevraagd of het college kan me dedelen hoeveel ambtenaren in een bepaalde volgorde voor het door haar groepering voorgestelde bedrag van 200. 000, -- kunnen worden aangetrokken. Ik kan daarop hier op stel en sprong geen antwoord ge ven, aangezien ik daaromtrent eerst enkele berekeningen zou moeten maken. Wel kan ik mededelen dat, zoals een gedeelte van de raad reeds weet, de sociale dienst zelf om 22 man heeft gevraagd, maar

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 1190