1191
29 NOVEMBER 1974
dat het college op grond van afweging van prioriteiten en van financi
ële mogelijkheden heeft besloten dat men met 11 man moet volstaan.
Wanneer men nu voorstelt met een aantal van 5 of 5, 5 te volstaan,
moet men toch inzien dat dit onherroepelijk tot een mislukking moet
leiden; daarvoor kan ik geen verantwoordelijkheid dragen. Als de soci
ale dienst de gevraagde 11 man niet krijgt, zou dit naar ik vrees mij
het hoofd kosten, terwijl de sociale dienst zelf dolgedraaid zou worden
en de mensen die de hulp nodig hebben in de kou zouden blijven staan.
Ondanks mijn tijdsgebrek moet ik toch ook nog de heer Koertshuis
correct antwoorden. Natuurlijk ben ik het met hem eens dat het rela
tiveren zijn grenzen heeft, maar ik meen niet zo ver te zijn gegaan
dat ik geen behoorlijk antwoord heb gegeven. Wellicht heb ik een ant
woord gegeven dat de heer Koertshuis niet heeft overtuigd omdat hij
een andere mening toegedaan is. Ook nu verschillen wij nog van me
ning, maar ik meen -- waarschijnlijk tot vreugde van de heer Crul --
dat dit geoorloofd is.
Met de heer Koertshuis ben ik het eens dat de overheid zo veel
mogelijk zou moeten coördineren en bemiddelen en ik ga die taak dan
ook niet uit de weg. Er is echter een groot misverstand tussen de heer
Koertshuis en mij. Gisteren heb ik het woord "welzijnsoorlog" gebruikt
en de heer Koertshuis heeft dat opgevat als de oorlog tussen de institu
ten, maar dat heb ik beslist niet bedoeld. Ik heb bedoeld te betogen
dat de onderlinge menselijke verhoudingen zich in het algemeen ver
harden en dat daarbij in de naam van één en hetzelfde welzijn harde
strijd wordt gevoerd en bittere opmerkingen worden gemaakt. Mijn op
merkingen hadden dus geen betrekking op een "welzijnsoorlog" tussen
de instituten, want het lijkt mij overdreven om van een oorlog tussen
de instituten te spreken, waarbij slachtoffers zouden vallen en de bur
gers in de kou zouden blijven staan. Ik ben ervan overtuigd dat in de
afgelopen jaren de verhoudingen tussen de verschillende instituten ver
beterd zijn. Sommige instituten zijn gefuseerd, andere zijn zo ver ge
komen dat zij met elkaar om de tafel zitten en elkaar hebben leren
kennen en waarderen.
Een andere opmerking van de heer Koertshuis had betrekking op
de keuzemogelijkheid waarover de cliënt beschikt. Hierbij is natuur
lijk niet alleen het maatschappelijk werk in het geding dat door K. I. M.
P. S. C. en "Humanitas" wordt verricht; er zijn ook nog andere institu
ten zoals bijvoorbeeld het bureau voor alcohol en drugs en het instituut
voor levens- en gezinsmoeilijkheden, waartoe iemand die hulp behoeft
zich wellicht moet wenden.
Met betrekking tot de verhouding tussen materiële en immateriële
hulp zijn onder meer in Leeuwarden en Eindhoven onderzoekingen ver
richt die hebben aangetoond het in 40 van de gevallen waarin iemand
zich tot de sociale dienst wendt, louter om materiële voorzieningen
en dus om geld gaat, terwijl er bij 60 van de gevallen een innige
verwevenheid bestaat tussen behoefte aan geld en de psycho-sociale
oorzaken daarvan.
De heer KOERTSHUIS; Maar er zijn toch ook op het gebied van
het particulier initiatief werkvormen die zich alleen met materiële
hulpverlening bezighouden?
Wethouder DE RAAFF- Dat is juist, maar ik heb gisteren al betoogd
dat men de mensen niet van het kastje naar de muur moet sturen. Op
een gegeven ogenblik komt er iemand bij de sociale dienst die op