1193
29 NOVEMBER 1974
Tot slot wil ik ingaan op het betoog van de heer Jongeneel. Ik
krijg de indruk dat bepaalde vragen die hij heeft gesteld voortvloeien
uit de omstandigheid dat hij nog maar kort deel uitmaakt van de com
missie voor personeelszaken. Over de mogelijkheden tot interne solli
citatie heb ik aan het begin van mijn betoog reeds gesproken en ik
neem aan dat hij niet van mij verwacht dat ik daar nog uitgebreid op
inga. In antwoord op een vraag van de heer Eissens heb ik gezegd dat
er binnenkort een nota op dit punt in de commissie voor personeelsza
ken zal worden behandeld. Tevens heb ik reeds medegedeeld dat wij
de medezeggenschapscommissies willen activeren. Met werkoverleg
houden wij ons thans bezig; er is reeds een dienst waar het werkoverleg
van de grond begint te komen. Voorts is het ons voornemen een twee
jaarlijkse personeelsbeoordeling in te voeren. Het jaarlijks uitbrengen
van een sociaal jaarverslag zal ik nader moeten bestuderen, aangezien
ik daar niet direct op kan reageren. De heer Jongeneel heeft terecht
voor een juiste verhouding tussen werkgever en werknemer gepleit,
maar ik meen dat wij bij ons beleid hetzelfde uitgangspunt hebben.
Voorzover de juiste verhouding niet reeds bestaat, dient zij tot stand
te worden gebracht.
Ik heb mijn spreektijd zó ver overschreden, dat ik het hierbij zou
willen laten.
De heer OOMEN: Ik zal in sneltreinvaart reageren.
Zoals men zal begrijpen zijn wij voorstanders van een versterking
van de wijkopbouworganen. Uit de woorden van de heer De Raaff heb ik
opgemaakt dat hij moeilijk mensen kan vinden, maar onze contacten
met burgers die zich op dit gebied bewegen -- ook werkloze opbouw
werkers zijn naar ik meen burgers -- bewijzen dat er nog zeer veel op
bouwwerkers werk zoeken. Ik hoop dan ook dat het toch mogelijk is
mensen te vinden.
De begeleiding in renovatiewijken kan straks bij de behandeling
van het onderdeel openbare werken nog aan de orde komen.
Met betrekking tot de wijkdienstencentra zou ik de wethouder wil
len vragen of hij bij zijn partijgenoot staatssecretaris Hendriks wil in
formeren of Breda één van de plaatsen kan zijn waar eventuele proe
ven op dit gebied worden genomen.
Wanneer de kwestie beplantingen bij de B. S. W. B. geregeld is,
zouden wij graag zien dat de beide commissies die daarmee te maken
hebben een notitie ontvangen, zodat er over kan worden gesproken of
wij het met de gekozen oplossing eens zijn. Per slot van rekening zijn
wij het bestuur.
Ten aanzien van de psycholoog bij de B. S. W. B. vormt de informa
tie die thans wordt ingewonnen wellicht een versterking van het stand
punt van 1974. Graag zouden wij zien dat de commissie voor maatschap
pelijke dienstverlening hieromtrent geregeld wordt geïnformeerd.
Vervolgens iets over de thuislozen. Wanneer het verstrekken van
een garantie na bespreking met de betrokkenen een oplossing blijkt te
zijn, waarderen wij dat positief. Overigens zou ik willen bepleiten
dat de Stichting zelf daar in ieder geval over zal kunnen meepraten en
dat er niets van bovenaf zal worden opgelegd.
Volgens onze inlichtingen kan men bij de G. G. en G. D. nog zeer
goed een jaar met stagiaires werken. Overigens is het duidelijk dat
ook wij in dezen met pijn in het hart prioriteiten hebben bepaald en
een keuze hebben gedaan. Wij hebben echter belangrijke andere acti
viteiten ten tonele gevoerd, in het bijzonder de bewustwording van de