29 NOVEMBER 1974 1196 kan komen. Op de personeelsbeoordeling zullen wij nog nader moeten ingaan. Overigens had ik gevraagd -- ook daarop is de wethouder niet ingegaan 1 dat ieder personeelslid, van hoog tot laag, zou worden beoordeeld en dat de beoordeling zich dus ook tot de leiding zelf zou uitstrekken, aangezien zij mijns inziens wederkerig zal moeten zijn. Voorts heeft de wethouder niet gezegd hoe hij denkt over de mogelijkheden voor vormings- en trainingscursussen. Wethouder DE RAAFF: Wanneer ik nog voor de pauze de beantwoor ding wil afsluiten, zal ik vlugger moeten spreken dan ik gewoon ben te doen. De heer Oomen heeft de indruk dat er voor de versterking van de wijkopbouworganen moeilijk mensen te vinden zijn. Het probleem ligt evenwel niet bij mij, aangezien niet ik maar de stichtingen mensen aantrekken. Als het gemakkelijk is mensen te vinden, verbaast het mij eens te meer dat zij er nog niet zijn. Misschien gaat men ook daar selectief te werk, In ieder geval heb ik geen bemoeienis met het aantrekken van medewerkers voor wijkopbouworganen. Hij heeft voorts aangeraden de staatssecretaris te verzoeken in Bre da de vestiging van een wijkgezondheidscentrum mogelijk te maken. Deze gedachte vind ik wel verleidelijk en ik wil nagaan wat de moge lijkheden in dezen zijn, hoewel ik niet weet of een dergelijk verzoek zin heeft aangezien een en ander uiteraard te verwezenlijken moet zijn. Ik heb nog steeds de gedachte dat het in de Haagse Beemden wel licht mogelijk zal zijn tot een wijkgezondheidscentrum te komen. Ik ben bereid in de commissies informatie over de B. S. W. B. en de beplantingen te geven. De heer Oomen heeft betoogd dat dient te worden vastgesteld of wij het met de gekozen oplossing eens zijn. Aan vankelijk deed zich een geschil tussen twee diensten voor, maar door onderling overleg van de Detrokkenen schijnt er thans een oplossing mogelijk te zijn. Ik vraag mij dan echter af of het nog nodig is dat de heer Oomen het ermee eens is, hetgeen overigens niet denigrerend bedoeld is. Hoewel ik niet ontken dat de gemeenteraad het algemeen bestuur is, is het voor mij de vraag of een hoger orgaan er nog over moet oordelen als problemen van een bepaald niveau op dat niveau tot een oplossing komen. De heer OOMEN- Ik neem aan dat wij daarover in de commissie wel verder zullen spreken! Wethouder DE RAAFF- Zullen wij dat dan ook over de psycholoog doen? Daar komen wij immers vanavond toch niet uit, want eerst zal het resultaat van het landelijk onderzoek bekend moeten zijn. Ten aanzien van het verstrekken van een garantie voor de thuislo zen heeft de heer Oomen gezegd dat de Stichtrng daarover zal moeten kunnen meepraten. Wanneer de Stichting ons benadert met het verzoek bepaalde activiteiten financieel mogelijk te maken, vragen wij ons af hoe wij aan de wensen tegemoet kunnen komen. Als wij op een ge geven ogenblik een oplossing denken te zien, wordt daar natuurlijk met de betrokkenen over gesproken, maar kan in ieder geval niet wor den gezegd dat wij dan iets opleggen. Als men ons om medewerking verzoekt en wij leggen een vorm waarin deze kan worden verleend aan de betrokkenen voor, kan men dat toch geen opleggen noemen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 1196