1197
29 NOVEMBER 1974
De heer OOMEN: Ik wil graag dat men mij in de raad niet ver
keerd begrijpt. Dat laatste heb ik niet bedoeld. Ik had slechts de in
druk dat de gemeente zelfstandig een beslissing wilde nemen, maar
ik leid nu uit de woorden van de wethouder af dat hij een oplossing
gaat zoeken en met de betrokkenen gaat spreken om tot overeenstem
ming te komen, wat mijns inziens de juiste handelwijze is.
Wethouder DE RAAFF: Dan stemmen onze standpunten in dezen
overeen.
Er is gezegd dat op het gebied van de voedingsvoorlichting met
stagiaires verder kan worden gewerkt, maar ik meen dat dat niet moge
lijk is, omdat wij het project moeten redden. Hierbij is niet alleen de
voedingsvoorlichting in verband met de gebitsverzorging in het geding,
maar ook de begeleiding van de drugsvoorlichting bij de G. G. en G, D.
De brief van het ministerie is inderdaad niet vóór 1 oktober beant
woord zoals was gevraagd. Ik ben daar echter niet erg verbaasd over
omdat er brieven zijn die twee jaar op beantwoording wachten.
Met de opmerkingen over de signalen op het gebied van een mi-
grantenraad ben ik het niet eens. Er is een speciaal instituut in het le
ven geroepen voor de begeleiding van de buitenlanders en naar mijn
mening komen daar de signalen binnen. Als daar signalen binnenkomen
waaruit blijkt dat er dringend maatregelen genomen moeten worden,
kan ik mij niet voorstellen dat men die niet zou doorgeven. Het is
voor mij ook de vraag of nu juist de gemeente een migrantenraad in
het leven moet roepen.
Mevrouw STUTTERHEIM-EDELING: Heeft de heer De Raaff zich
ervan op de hoogte gesteld of er ter plaatse inderdaad signalen zijn bin
nengekomen of neemt hij dat zonder meer aan?
Wethouder DE RAAFF: Nee, ik heb gezegd dat men dat zou kunnen
verwachten
Mevrouw STUTTERHEIM-EDELING:Maar heeft u zich ervan
overtuigd of er signalen binnengekomen zijn? Als ik het goed begrepen
heb, staat u op het standpunt dat u niet verplicht bent links en rechts
te gaan bellen of er iets moet worden ondernomen.
Wethouder DE RAAFF: Als de Stichting Buitenlandse Werknemers
mij nodig heeft, weet zij mij zeer goed te vinden. Het is mogelijk
dat men van mening is dat men bepaalde activiteiten niet zelf ter
hand kan nemen maar dat ik daarbij een bepaalde rol kan spelen, maar
ik vraag mij af waarom men in een dergelijk geval dan niet opbelt,
zoals men in andere gevallen toch wel doet.
Na de toelichting van de heer Eissens heb ik zijn opmerking over
de centrale plaats die het personeelsbeleid moet hebben, beter begre
pen, maar het kernpunt is mijns inziens -- daarover verschillen de
heer Eissens en ik wellicht nog van mening --de wijze van invoeren.
Men kan natuurlijk met oekazes werken waarin men zijn bedoelingen
uiteenzet zodat iedereen weet waar hij aan toe is. Aangezien de din
gen op dit gebied beleefd moeten worden, kan men zien echter afvra
gen welke weg men moet bewandelen. Van lieverlede ben ik tot de
ontdekking gekomen dat men een denkbeeld dat men goed acht tot
uitvoering moet brengen op een plaats waar de grond er rijp voor is en
dat men dan langzamerhand een uitbreiding tot stand ziet komen.