29 NOVEMBER 1974 1198 Overigens meen ik dat dit meer een kwestie van methodiek dan van verschil in principes is. Over de verdere gang van zaken ten aanzien van het personeelsbe leid en uitgangspunten daarvoor zou ik het liefst in de commissie voor personeelszaken spreken. Hetzelfde geldt voor de vraag of het zin heeft de raad eens per jaar in te lichten. Ik meen dat er informatie moet komen maar op welke wijze en wanneer dat moet gebeuren zou ik in de commissie willen bespreken. De heer Koertshuis is verheugd dat ik heb gezegd dat ik heb ge zegd dat de gemeente een bemiddelende functie vervult. Ik weet niet of deze rol verplicht dan wel vrijwillig moet worden vervuld, maar in ieder geval treed ik zodra ik daarvoor de kans krijg bemiddelend op. Overigens weet de heer Koertshuis even goed als ik dat het welslagen afhankelijk is van de bereidheid tot medewerking bij anderen, aangezien wij zeer weinig instrumenten hebben om dwingende voorschriften te geven, behalve wellicht het keiharde argument dat de subsidiekraan kan worden dichtgedraaid, maar dat is natuurlijk een paardemiddel. De heer Jongeneel heeft enkele moeilijke vragen gesteld waar ik op dit ogenblik niet direct antwoord op kan geven. Hij heeft gevraagd wat de mening van het college is ten aanzien van de gedachte dat men de wethouders verantwoordelijk zou stellen voor het personeelsbe leid in hun sector. Men dient te bedenken dat de wethouders hun sec toren niet leiden - zij zijn geen managers, er zijn overal hoofden van dienst die de diensten leiden. Ik zal nog eens moeten nagaan wie nu uiteindelijK voor het personeelsbeleid in de diverse sectoren verant woordelijk moet worden gesteld. De heer BECKERS: Meent de heer De Raaff werkelijk dat de wethou ders hun sectoren niet leiden? Wethouder DE RAAFF: Ja, het hoofd van dienst is degene die de dienst leidt. De heer JONGENEEL- Ik zou graag willen weten of wat wethouder De Raaff nu zegt het standpunt van het gehele college is. Wethouder DE RAAFF- Mijnheer de voorzitter. Zullen wij de ver gadering schorsen De VOORZITTER: Wilt u de vergadering schorsen? Dat lijkt mij niet gewenst: ik geloof dat wethouder De Raaff de waarheid verteld heeft. Het is zeker zo. De heer JONGENEEL:.Ik meen dat het allemaal. De VOORZITTER:Ik begrijp dat u mij wilt onderbreken, mijn heer Jongeneel. De heer JONGENEEL- Sorry, ik wist niet dat dat niet mocht. De VOORZITTER- Natuurlijk, graag zelfs! De heer JONGENEEL Dank u wel, dan gaan wij weer verder! Ik zou graag willen weten of het gehele college het standpunt van de heer De Raaff deelt. Als het niet mogelijk is deze vraag direct te

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 1198