29 NOVEMBER 1974 1200 burgerij vaak niet of te laat worden gehoord. Ik denk hierbij in het bijzonder aan de problemen van de binnen stad. Tot dusverre stelde het college zich tegenover de ontvolking van de binnenstad vrij passief op, evenals tegenover de afbraak van panden, het ontbreken van een beschermd stadsgezicht en het in eigendom ver werven van de militaire terreinen. Uit de discussie in de Tweede Ka mer is gebleken dat het ministerie van defensie bereid is ook met Bre da te spreken over overname van militaire terreinen en complexen en dat er ook over het punt van de gebruikswaarde -- wat voor onze frac ties zeer zwaar weegt -- te praten valt. Gisteren liet de wethouder zich hierover zeer vaag uit: hij heeft melding gemaakt van een ver trouwelijk gesprek waarover hij geen mededelingen kon doen. Ik zou hem willen vragen wanneer de raad zal worden ingelicht en welke stappen op dit punt door het college zijn of worden ondernomen. Ten einde het collegebeleid in dezen te stimuleren heb ik namens onze fracties een motie opgesteld, die ik bij dezen zou willen indienen. De door de heer Beckers ingediende motie luidt als volgt: "De raad van de gemeente Breda, in vergadering bijeen op 29 no vember 1974, gehoord de beraadslagingen over de binnenstadsproblematiek, a. dringt er bij het college op aan op korte termijn opnieuw het ge sprek met het Ministerie van Defensie te openen over de moge lijkheden tot en de voorwaarden waaronder de militaire eigen dommen in de binnenstad aan de gemeente kunnen worden over gedragen, b. verzoekt het college de raad over het verloop van de onderhan delingen periodiek te informeren. De motie is ondertekend door de heer Beckers, mevrouw Paulussen en de heren Houben, Brummelkamp en Van Male. Voldoende ondersteund zijnde maakt de motie van de heer Beckers mede onderwerp van beraadslaging uit. De heer BECKERS: De problematiek van de militaire terreinen is naar onze mening vooral van groot belang, omdat in februari de bin nenstad ter sprake zal komen en de eventuele beschikbaarheid van de militaire complexen of gedeelten daarvan in de discussie een zeer be langrijke rol kan gaan spelen. Gezien de ruimtenood is de beschikking over deze terreinen voor onze stad van levensbelang. Voorts zijn wij van mening dat het grondgebruik in het algemeen dient te worden gei'ntensiveerd en dat de schaarse ruimte die wij heb ben zo goed en vooral zo eerlijk mogelijk moet worden verdeeld. Ten aanzien van het laatste vinden wij dat sociale woningbouw in de bin nenstad hoge voorrang verdient boven bebouwing van de Haagse Beem den en de voorgenomen projecten in het plan-Koegenboeg. Bij de so ciale woningbouw dient voorrang te worden gegeven aan de bewoners die in het verleden door afbraak zijn verdreven. Wat is het standpunt van het college in dezen, mede in verband met het amendement op de begroting? Hoe staat het met de plannen van V D? Hoe ver zijn de onder handelingen over de superstore gevorderd? Zijn er aan de AMRO-bank toezeggingen gedaan aangaande de verkeersgeleiding naar de plaats waar nu nog de Veste staat? In Ginneken en misschien ook in Princenhage-kern dreigen op

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 1200