29 NOVEMBER 1974 1216 randeren dat een eventueel op deze plaats te stichten AMRO - bankves- tiging tot in lengte van jaren voor het verkeer bereikbaar zou blijven. B. en w. hebben toen te kennen gegeven dat zij daartoe niet het recht en de bevoegdheid hadden en dat niemand kan voorspellen wat er over enkele jaren zal gebeuren. De exacte tekst van de brief aan de AMRO - - bank ken ik niet meer, maar in ieder geval heeft het college de bank laten weten dat het zich met het oog op andere plannen voor de ze omgeving laat aanzien dat de bank voor het doorgaand verkeer be reikbaar zal zijn. Wij hebben dus geen toezegging gedaan, doch slechts een constatering die door de AMRO - bank mag worden gei'nterpreteerd. Ten aanzien van Ginneken spreidt het college naar de mening van de heer Beckers geen fundamentele aanpak ten toon. Laat mij nogmaals een overzicht van de gebeurtenissen geven. Men kent de noodkreet van Ginneken en men weet dat het college in antwoord op de gestelde vragen te kennen heeft gegeven dat het ae handtekeningenactie in Ginneken als een signaal beschouwt. Als er een signaal van verontrusting en bezorgdheid wordt gegeven, dient het college zich die eigen te ma ken. Wij hebben destijds vastgesteld dat er vier voor de hancfliggende mogelijkheden om in te grijpen waren, namelijk een voorbereiaings- besluit, een bestemmingsplan, toepassing van artikel 352 van de bouw verordening of toepassing van een verordening ex artikel 18 van de drank- en horecawet. Aangezien het college de oplossing niet uit de mouw kon schudden, heeft het om tijd gevraagd teneinde te kunnen nagaan of een ingreep door middel van een bestemmingsplan of anders zins mogelijk was. Ik heb toegezegd dat de raad hierover nader zou worden ingelicht teneinde de problematiek van Ginneken te kunnen aanpakken. Tot dat ogenblik zou ik willen wachten, hoewel ik op voorhand kan mededelen dat de voorlopige resultaten van de studie voorzover zij bekend zijn uitwijzen dat door middel van een bestem mingsplan -- en dus ook door middel van een voorbereidingsbesluit -- niet op korte termijn maatregelen kunnen worden genomen, terwijl artikel 352 van de bouwverordening, zeker door een arrest van de Hoge Raad van juli 1974, niet op korte termijn soelaas voor de bezorgd heid biedt. Ik heb begrepen dat de heer Geene in zijn motie namens de fracties van V» V. D. en C. D. A. erop aandringt dat indien de ande re mogelijkheden niet haalbaar blijken te zijn de studie op artikel 18 van de drank- en horecawet wordt geconcentreerd. Dit is mijns inziens een integrale benadering. Voorts heeft de heer Beckers de problematiek van Princenhage ge noemd. Het college is omtrent de ontwikkeling van het concept-be stemmingsplan Princenhage-kern met grote zorg vervuld. Over dit bestemmingsplan hebben wij overleg met de P. P. C. en ook de St. A. R, heeft er zijn licht over laten schijnen. Ik geloof dat niemand bestrijdt dat het bestemmingsplan goed is: er ligt de gedachte aan ten grondslag dat het winkelbestand in Princenhage moet worden gerenoveerd door middel van een spontane ontwikkeling in het kader van het bestemmings plan, terwijl de druk op de kern van Princenhage groter moet worden gemaakt door zowel in Princenhage-Noord als in Princenhage West I en II geen winkelvoorzieningen te creëren doch de gehele wijk op het plan Princenhage-kern te enten. Het college is bezorgd omdat naar het zich laat aanzien de gedachtenontwikkeling die gezamenlijk door de ter plaatse gevestigde middenstanders, het C. I. M. K. en onze stede- bouwkundige afdeling is ontwikkeld dreigt te worden verstoord door niet gewenste vestigingen buiten het centrale punt, waarbij ik denk aan het conflict met Albada Jelgersma. In de tweede plaats doet zich

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 1216