1218
29 NOVEMBER 1974
vraagd of dit getal in de visie van het college al vast staat. Ik heb het
getal 40, 000 genoemd toen ik schetste dat het gezien de capaciteit
van het ambtelijk apparaat en het college moeilijkheden oplevert de
totstandkoming van een zo grote wijk te overwegen. Wanneer wij in
februari aan de raad en eerder aan de commissies onze plannen zullen
ontvouwen, zullen wij zoals men zal begrijpen van een totale ontwik
keling van de Haagse Beemden uitgaan die ongeveer tot 40, 000 inwo
ners zou leiden. Overigens kunnen wij niet zonder meer van dit getal
uitgaan, aangezien indertijd een motie van de V, V, D, dooi het colle
ge is overgenomen en door de raad is onderschreven, waarin is uitge
sproken dat het, indien in de Haagse Beemden een afronding mogelijk
is, wenselijk is een studie van eventuele alternatieven afgerond te heb
ben wanneer men aan het tweede gedeelte toe is. Voor alternatieven
dacht de V, V, D„ -fractie in het bijzonder in de richting van Bavel en
Dorst,
De vraag naar woningmarktonderzoek kan ik niet exact beantwoor
den aangezien er een regionaal onderzoek in het geding is en ik de
tijdsplanning in de regio enigszins uit het oog heD verloren. Gedeelten
van het woningmarktonderzoek zijn reeds voltoi d en de resultaten
die reeds voorhanden zijn worden in de opzet voor de Haagse Beemden
betrokken.
Voorts heeft de heer Beckers een vraag gesteld met betrekking tot
de notulen van besprekingen van de ambtelijke groepen en van de
stuurgroep. Ik moet daarop antwoorden dat ik niet bevoegd ben toe te
zeggen dat men deze notulen zal kunnen inzien, omdat daarover eerst
consensus in het college moet bestaan. Van nog groter belang is het
dat de leden van de stuurgroep en de werkgroepen er zelf mee akkoord
moeten gaan. Overigens wijs ik erop dat men zich van de notulen geen
al te grote voorstelling moet maken. De groepen komen wekelijks bij
een, zodat de tijd ontbreekt om notulen te maken die van dien aard
zijn dat zij voor derden begrijpelijk zijn. Wij hebben dit onlangs erva
ren, toen een gesprek tussen de gehele stuurgroep en de leden van het
college plaatsvond. Bij die gelegenheid hebben wij de notulen van de
stuurgroep in handen gekregen en zijn wij tot de conclusie gekomen
dat uit die notulen grote spraakverwarringen kunnen voortkomen door
dat de notulering niet op externe informatie gericht is.
In verband met de haast die wordt gemaakt heeft de heer Beckers
gevraagd hoe het met de inspraak ten aanzien van de Haagse Beemden
gesteld is, waarbij hij op experimenten heeft gewezen. Ik ken enkele
experimenten en ik wil erop wijzen dat men de vraag kan stellen wie
in een experiment meespelen. Volgens de visie van het college is de
stedebouwkundige adviesraad voorlopig het inspraakcollege bij uitstek
dat ons bij de gang van zaken ten aanzien van de Haagse Beemden van
buiten zal adviseren. Met de stedebouwkundige adviesraad zijn afspra
ken gemaakt over het gelijktijdig met de commissies in de werkgroe
pen onderling uitwisselen van informatie, zodat de St. A. R. en de com
missies dezelfde informatie hebben en met hun inventarisatie niet ach
ter raken.
Tot zo ver mijn reactie op het betoog van de heer Beckers. Me
vrouw Paulussen heeft het mij nóg moeilijker gemaakt, onder andere
door te vragen of ik een woonnota kan toezeggen. Zij is zo vriendelijk
geweest er meteen een inhoudsopgave voor te maken, hetgeen de op
stelling van de nota voor ons vergemakkelijkt, maar ondanks deze hulp
van mevrouw Paulussen kan ik op dit ogenblik geen woonnota toezeg
gen, Elke toezegging op dit punt zou namelijk enigszins illusoir zijn,