14 FEBRUARI 1974
121
zou ik bijzonder graag willen dat in het antwoord van de wethouder goed
tot uitdrukking komt wat de relatie tussen de omwikkeling van de binnen
stad en de andere plannen is.
Het tweede alternatief is de zuidoostelijke richting, die in dit pre
advies niet voor de eerste keer aan de orde is gekomen: in alle algeme
ne beschouwingen van de V.V.D. -fractie is eveneens in deze richting
gewezen en niet alleen 6nze fractie heeft dat gedaan. De grond lijkt ons
aantrekkelijk: het is zandgrond waarop goedkoop kan worden gebouwd.
Wij achten een ontwikkeling in die richting een evenwichtige uitbrei
ding van de stad en wij zijn van mening dat deze minder ontsluitings-
problemen zal opleveren, waardoor de kosten niet onaanzienlijk zou
den kunnen worden verlaagd. Ook gedeputeerde staten hebben meerma
len in deze richting gewezen, maar steeds blijft de vraag: wanneer wordt
de richting zuidoost nu werkelijk een alternatief? Als de Haagse Beem
den volgebouwd zijn? Voor ons was de richting zuidoost eigenlijk vijf
jaar geleden reeds een aantrekkelijk alternatief.
De wijze waarop het "alternatief zuidoost" in het preadvies wordt
afgedaan kan in onze fractie weinig begrip krijgen. Allereerst wordt ge
constateerd dat het betrokken gebied groot genoeg is en vervolgens is
het enige argument "dat afgezien van de feitelijke situatie de bestuur
lijke voorbereiding van een dergelijke ontwikkeling een zodanige tijd
zal vergen, dat dit gebied geen redelijk alternatief kan bieden voor de
acute ruimtenood van Breda". Hier kan ik tegenover stellen dat er, wan
neer het college drie jaar geleden een begin had gemaakt met de be
stuurlijke voorbereiding, wellicht vandaag wel een kans zou zijn geweest
op een redelijk alternatief voor de acute woningnood. Ons verwondert het
evenwel dat b. en w. wel toegeven dat het bedoelde gebied "betrokken"
dient te worden bij de nadere studies met betrekking tot de verschillen
de faseringsmogelijkheden. Wat bedoelt het college daarmee? Wanneer
gaat het college dit is een zeer concrete vraag -- werkelijk beginnen
met de bestuurlijke voorbereidingen voor dit gebied? Direct na aanvaar
ding van het thans ter tafel liggende preadvies of juist direct na eventu
ele verwerping daarvan? Wanneer denken burgemeester en wethouders
de raad in kennis te stellen van hun bevindingen? Na de eerste fase of pas
bij de laatste fase van de Haagse Beemden? In het laatste geval hebben
wij weer acute ruimtenood. Is het college bereid op zeer korte termijn
de eerste studies te laten verrichten, de eerste contacten in deze rich
ting te leggen en de raad omtrent de bevindingen te rapporteren? Zo ja,
op welk tijdstip kan dit verwezenlijkt worden? Deze vragen heb ik nu al
twee maal in iets andere bewoordingen gesteld, maar dat is niet bezwaar
lijk aangezien het antwoord hierop in niet onbelangrijke mate het stand
punt van onze fractie zal bepalen.
Tot slot nog iets over het alternatief "Haagse Beemden", Ik heb al
gezegd dat de V. V.D, -fractie belist niet aan een satellietstad van 50.000
inwoners denkt, op dit ogenblik denken wij daar althans zeker nog niet
aan. Wij willen nog geen waterhoofd voor Breda. Onder zekere voorwaar
den --ik verwijs naar de vragen die ik zojuist heb gesteld -- zou onze
fractie akkoord kunnen gaan met het voorgestelde principe-besluit, met
alle slagen om de arm met betrekking tot omvang, fasering, realisatie
en financiering. Het zal duidelijk zijn dat wij ons oordeel voorlopig
nog opschorten. Mijns inziens heeft het geen zin thans te spreken over
de vraag hoe de nieuwe wijk in de Haagse Beemden er uit zou moeten
komen te zien. Al dergelijke aspecten komen pas later aan de orde, zo
dat ik het hierbij in eerste instantie zou willen laten.
De heer GEENE: Eindelijk is het dan zo ver, dat deze raad een
principe-beslissing moet nemen over de ontwikkeling van de Haagse