1239 29 NOVEMBER 1974 van de totale subsidie aan het J, J. C. wordt gebruikt» Op dit ogenblik kan ik niet beoordelen of dit beleid juist is; het dient overigens primair door de Stichting te worden gevoerd» Het bestuur, de directeur en de medewerkers bepalen het beleid en de gemeente kan daar waarschijn lijk slechts in geringe mate richting aan geven, hoewel er natuurlijk wel enige invloed op kan worden uitgeoefend. Dit vraagstuk zal in ieder geval aan de orde moeten komen, maar het is de vraag of wij vooral- les tijd zullen hebben» Hetzelfde standpunt dient te worden ingenomen ten opzichte van het uittreden van de protestanten uit het jeugd- en jongerencentrum.Dit uittreden heeft geleid tot een in openbare vergadering gehouden zeer open discussie bij het jeugd- en jongerencentrum zelf» De ideeën die daar zijn gelanceerd lijken mij op zichzelf het onderzoeken waard,maar ik heb niet de indruk dat wij op korte termijn tot een eindresultaat zul len kunnen komen. Over de opmerking van de heer Van Male ben ik enigszins verbaasd, omdat ik er volstrekt niet van op de hoogte ben dat de plaats van de ker mis niet gelukkig is. Ik hoor over de kermis eigenlijk alleen maar gun stige berichten. De rapportage over de kermis is altijd zeer goedexploi tanten vinden de plaats van de kermis bijzonder gelukkig aangezien de kermis daar een gesloten geheel vormt dat zeer intiem kan worden op gebouwd. Naar mijn mening dient men ten aanzien van de verkeerstech nische problemen die bij een verplaatsing van de kermis aan de orde zijn er rekening mee te houden dat ook woon- en pakwagens een aanzienlij ke plaatsruimte nodig hebben» Bovendien hebben wij op het parkeerplaats- je tussen "Het Turfschip" en de bowling de nodige permanente voorzie ningen zoals elektriciteitsaansluitingen aangebracht die voor de woon wagens bestemd zijn. Dit alles houdt in dat ik het niet goed mogelijk acht de plaats van de kermis te veranderen. Ik wil bij het ambtelijk ap paraat nagaan in hoeverre er andere berichten zijn binnengekomen dan waarover ik thans beschik. Vervolgens wil ik nog enkele opmerkingen over Economische Za ken maken» De heer Suurmeijer heeft gesproken over de bestaande instrumen ten voor omscholing op vrijwillige basis; ik heb begrepen dat hij daar bij nog werkende jongeren op het oog heeft gehad» Zijn suggestie lijkt mij op zichzelf het bekijken waard, maar het behoort duidelijk tot de verantwoordelijkheid van het G. A.B. en de G. A.B» -organisatieshier aan aandacht te besteden. Ik ben graag bereid de suggestie door te ge ven. Hetzelfde geldt voor de gedachte van de heer Suurmeijer dat bij de voorlichting door het G. A. B. zou moeten worden betrokken in wel ke mate men op een redelijke wijze van werk kan worden voorzien.Op zichzelf is het aanbevelenswaardig de persoonlijke vrijheid om een be roep te kiezen dat men graag wil uitoefenen, te behouden, maarikge- loof dat het daarnaast inderdaad noodzakelijk is er bij de voorlichting op te wijzen dat bepaalde beroepscategorieën onvoldoende werk zouden kunnen gaan opleveren. Als ik de heer Veelenturf aanhoor, meen ik dat hij in staat zou zijn thans een nota over het werkgelegenheidsbeleid te schrijven* Ik verwacht overigens niet dat hij dat zal gaan doen. Hij heeft enkele op merkingen gemaakt die reeds in de algemene beschouwingen zijn ver werkt, zoals ten aanzien van het vestigingsklimaat, de vestigingsmo gelijkheden, de Haagse Beemden en de uittocht naar België. Hij heeft voorts aandacht besteed aan de selectiviteit in de keuze van de bedrij ven en aan het sociaal statuut waarover ook de heer Dreef heeft gespro-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 1239