124 14 FEBRUARI 1974 de ontwikkeling van de Haagse Beemden, zijn door deze groepen geen overtuigende, direct bruikbare alternatieven aangedragen. De grote be langstelling waarin de Haagse Beemden zich mochten verheugen doet ons verwachten dat bij het tot ontwikkeling brengen van dit gebied een grote betrokkenheid van de burger mag worden verondersteld. Deze te verwachten betrokkenheid versterkt onze hoop dat wij er gezamenlijk in zullen slagen hier een gebied tot ontwikkeling te brengen waar het goed wonen, werken en recreëren is. De meervoudige functie die het gebied zal krijgen stemt overeen met de moderne opvattingen over stedebouw; wonen, werken en recre- eren zijn functies die elkaar kunnen versterken en elkaar niet per se hoe ven te hinderen. Voor ons staat het vast dat de woon- en de recreatie functie te zijner tijd nog zeer uitvoerig aan de orde zullen komen, waar door de werkfunctie wel eens in het gedrang zou kunnen komen. Wij achten het urgent daar iets dieper op in te gaan. Het woord "industrie" veroorzaakt meestal diepe rimpels in me nig voorhoofd, maar toch kan Breda werkterreinen niet missen. Ik ci teer in dit verband de heer Van Banning die in de commissievergade ring van 4 februari 1972 over de Haagse Beemden het volgende heeft gezegd: "Uit mijn BRIM-functie is mij bekend dat juist kleine indus trieën een verlevendiging van de wijk tengevolge hebben, maar boven dien dat deze een enorme rol spelen bij de werkgelegenheid. Het heb ben van kleine industrieën doet zich als zeer gunstig gevoelen bij een teruglopende conjunctuur in verband met het spreidingseffect". Voorts is ons bekend dat de BRIM interessante vestigingskandidaten moet door verwijzen omdat Breda geen faciliteiten te bieden heeft. De geluiden dat Brabant al te véél braakliggende industrieterreinen heeft mogen waar zijn, doch deze opvatting komt in een ander licht te staan als men er bij vermeldt dat de ligging niet goed is en deze terreinen buiten vraag en aanbod gehouden moeten worden. Gaarne verwijzen wij naar het kranteartikel met uitlatingen van wethouder Van Graafeiland dat deze morgen in De Stem is gepubliceerd, met als vette kop "Vestigingscapaciteit voor industrieën is zo goed als uitgeput". Dit artikel is zeer lezenswaard en ik zou graag straks van de wethouder horen hoe hij over de industrievestigingen in Breda denkt. Als ooit voor Breda het woord "werkgelegenheid" betekenis heeft gehad, dan is dat zeker op dit ogen'blik het geval bij zoveel schrijnende werkloosheid. Ik citeer uit de verslagen van het gewestelijk arbeidsbu reau: "In de verslagmaand steeg de geregistreerde arbeidsreserve van man nen met 4.670 tot 20. 805, een stijging van 29 °Jo, dat is 4,8 °]o van de afhankelijke mannelijke beroepsbevolking. In de afgelopen twintig jaar werd dit percentage slechts in 1967 overtroffen". Een andere passage: "In tegenstelling tot beide voorgaande recessies wordt dit na de huidige recessie nu al de derde winter met hoge werkloosheidscijfers. Geconsta teerd moet worden dat het huidige hoge werkloosheidsniveau voor een zeer groot deel door structurele factoren wordt veroorzaakt". Nog een andere passage: "Boven aan de lijst van de rayons met de hoogste per centages werkloosheid van de afhankelijke beroepsbevolking prijken de rayons Breda en Etten-Leur". Wanneer wij hier iets aan zouden kunnen doen, zou het misdadig zijn als wij dat zouden nalaten. Mijn betoog is lang geworden, misschien veel te lang. Het onder werp is echter van zodanige importantie, dat de samenwerkende fracties hebben gemeend uitvoerig aandacht aan de kwestie-Haagse Beemden te moeten wijden. Het zal het college inmiddels duidelijk zijn dat wij het preadvies willen steunen en de verdere ontwikkeling met belangstelling zullen volgen. Overigens roepen de verdere ontwikkelingen bij ons enke le vragen op.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 124