29 NOVEMBER 1974 1250 bestemming krijgt,, In ieder geval moet bij de Bredase bevolking de in druk worden weggenomen dat dit bedrag deze bestemming krijgt. Van de Stichting merkt men hoegenaamd niets. Wethouder SANDBERG: In aansluiting op de laatste opmerking kan ik zeggen dat het college van mening is dat men zich op de inhoud van de jumelage zal moeten heroriënteren. Onder andere op het gebied van de bestuurssamenstelling zullen concrete voorstellen moeten worden ge formuleerd, met een advies in de richting van de raad. De Stichting Ateliers, die de heer Van Asseldonk heeft genoemd, stelt zich ten doel beroeps-beeldende kunstenaars in Breda aan atelier- ruimte te helpen. Zoals men weet worden aan dergelijke ruimten zeer specifieke eisen gesteld en het is mij bekend dat de Stichting voor 70 a 80 beeldende kunstenaars in Breda bemiddelt bij het verkrijgen van werkruimte, waarmee zij bijzonder goed werk doet. Over de werkgroep Monumenten heb ik in de commissievergade ring al gesproken. Ik ga er van uit dat deze groep beslist in het open baar zou kunnen vergaderen. Uiteraard moet men slechts een klein ge zelschap tot de werkgroep rekenen, maar het ligt voor de hand daarbij een beroep te doen op allerlei instellingen die een bijdrage zouden kun nen leveren. De heer Gielen heeft gesproken over een minder goed functione ren van de culturele raad, dat ik echter op grond van persoonlijke er varing beslist nog niet kan onderschrijven en dat ik naar ik hoop ook in de toekomst nooit zal hoeven te onderschrijven. Overigens vormt de wij ze van functioneren van de functionele adviesraden in het algemeen wel degelijk een probleem, dat ook in de nota van het provinciaal opbouw- orgaan aan de orde is gesteld. Op dit punt zal een herbezinning moeten plaatsvinden en dat geldt uiteraard ook voor de culturele raad. De heer GIELEN: Ik heb niet over de wijze van functioneren van de culturele raad zélf gesproken, maar over de relatie tussen de cultu rele raad en het college van burgemeester en wethouders. Wethouder SANDBERG: Als wethouder heb ik daar nog geen uitget sproken mening over. Ik heb ook nog niet kunnen constateren dat er spra ke zou zijn van een minder goed functioneren en ik hoop niet dat ik daar straks aanleiding toe zal hebben. De kwestie van de drumbands die de heer Gielen aan de orde heeft gesteld, wordt op het ogenblik bekeken. Hoewel de uitgesproken wens zeker verdedigbaar is, dient ook hier te worden bedacht dat het geld slechts mondjesmaat voorhanden is. Wanneer uit het serieuze onderzoek dat zal worden ingesteld bepaalde ideeën voortkomen, zullen deze in de commissie aan de orde komen. Voorts heeft de heer Gielen gepleit voor een relatie tussen de mu ziekschool en de jeugddrumbands, waarbij op een of andere manier ook de dienst van jeugd en sport zou moeten worden betrokken. Ik kan me dedelen dat de muziekschool initiatieven heeft genomen in verband met bepaalde amateur-muziekverenigingen en er is mijns inziens geen en kele reden om deze activiteiten niet ook tot de jeugddrumbands uitte breiden. Hiervan verwacht ik zeker resultaat. De heer Hendriksen heeft de cultuur in mijn slaapkamer gebracht, hetgeen ik niet geheel heb kunnen volgen. De heer HENDRIKSEN: Dan moet u even terugdenken aan de vo rige commissievergadering.'

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 1250