1251 29 NOVEMBER 1974 Wethouder SANDBERG: Misschien kan ik de heer Hendriksen ge ruststellen: ik heb een bijzonder mooie ets in mijn slaapkamer hangen en ik nodig hem gaarne uit daar eens naar te komen kijken, maar dan wel graag overdag,' Voorts heeft de heer Hendriksen zijn visie op het cultuurbeleid gegeven, waarmee zijns inziens isolementen moeten worden doorbro ken, Ik meen dat hij al is begonnen aan de hand van zijn visie een deel van de nota te schrijven, waarbij hij heeft gevraagd of de wethouder zijn oor te luisteren wil leggen voor wat er aan de basis leeft. Ik meen dat wij elkaar op dit punt goed kunnen vinden; deze overeenstemming van standpunten zal te zijner tijd in de nota duidelijk tot uitdrukking moeten komen. Ook de rol van de culturele raad is in dezen uiteraard van belang: het samenstellen van de nota zal wellicht gedeeltelijk in overleg met de culturele raad geschieden. Tot zijn genoegen heeft de heer Hendriksen een prijsverhoging voor de cultuur met de grote C geconstateerd. Mijns inziens is geen en kele prijsverhoging een genoegen, maar zij is in dit geval zondermeer noodzakelijk. Als wij straks het isolement van bepaalde groepen zou den kunnen doorbreken, moeten ook zij naar de schouwburg kunnen, maar wanneer wij de prijzen thans zeer sterk zouden verhogen, zouden wij die mogelijkheid afgrendelen. Hoewel ik derhalve het genoegen van de heer Hendriksen niet deel, zie ik de prijsverhoging als een noodza kelijkheid. Over de programmaraad, die de heer Hendriksen ten tonele heeft gevoerd, moeten wij naar ik meen fundamenteler spreken dan het tijds bestek thans toelaat. In de commissie zullen wij eens over de wijze van functioneren van de schouwburg moeten spreken, waarbij dit onderwerp dan tevens aan de orde kan worden gesteld. Voor het meerjarenbeleid dat de bibliotheek in haar nota heeft neergelegd heb ik bijzonder veel waardering. De heer Hendriksen heeft gevraagd of de situatie nu per jaar zal worden bekeken, waarop ik kan antwoorden dat vooralsnog het grootste probleem -- dat ook in de nota van de bibliotheek aan de orde komt -- de huisvesting is en dat de op lossing daarvan niet in één jaar maar in meer jaren tot stand moet ko men. Als wij bij wijze van spreken bij de volgende begrotingsbehande ling zouden kunnen besluiten prioriteit aan de bouw van een nieuwe bi bliotheek te geven, zouden met betrekking tot de gemeentelijke finan ciën naar ik verwacht bepaalde mogelijkheden zijn afgegrendeld. Wij zullen moeten nagaan of de landelijke fondsen enig soelaas bieden om de uitvoering verder te verwezenlijken. Ook heeft de heer Hendriksen een opmerking gemaakt over de voe ding van het fonds Artistieke Werken. Op het ogenblik wordt met de dienst Openbare Werken overlegd over de vraag op welke wijze het fonds het beste kan worden gevoed; het overleg is nog niet afgerond maar ik ver wacht dat dit binnen afzienbare tijd zal kunnen gebeuren. Ook. over de "democratisering van het opdrachtenbeleid" wordt nagedacht. Overigens moeten wij dit alles naar mijn mening niet fragmentarisch en verbrok keld aan de orde stellen, maar dient er straks één visie te komen op het fonds Artistieke Werken, de voeding daarvan en de wijze waarop een opdrachtenbeleid moet worden gevoerd. Over het subsidiebeleid heb ik al iets gezegd. Het is duidelijk dat de heer Hendriksen met mij van mening blijft verschillen over de ver laging van de post die wij voor de stadsschouwburg zouden willen uit trekken. Tot slot iets over de opmerking van de heer Veelenturf over de nieuwbouw van de bibliotheek die hij in het bijzonder in verband met

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 1251