1256 29 NOVEMBER 1974 nemen en daarin op elke vraag van levensbelang een antwoord vinden. In dit geval is de situatie minder eenvoudig. In ieder geval behoort het personeelsbeleid binnen de diensten tot de verantwoordelijkheid van het hoofd van dienst, respectievelijk de secretaris. Het personeelsbeleid met betrekking tot de algemene beleidsuitgangspunten en algemene regelin gen behoort tot de verantwoordelijkheid van het college; met de zorg daar voor is in het bijzonder de wethouder van personeel belast. In deze ziens wijze zouden de directeuren tussen de wal en het schip vallen en met het oog daarop voelt het college zich als geheel verantwoordelijk voor het personeelsbeleid ten aanzien van de directeuren. De VOORZITTER: Ter aanvulling op hetgeen ik zojuist heb gezegd kan ik mededelen dat de concept-antwoorden op de agenda van de col legevergadering van a.s. woensdag staan. Het laat zich derhalve aan zien dat men de antwoorden tijdig zal hebben en ik zal dit ook krach tig bevorderen. Ik mag aannemen dat de antwoorden a„ s. woensdag door het college van burgemeester en wethouders zullen worden vastge steld, zodat in dit opzicht aan de wensen van de heer Crul is voldaan. Ik stel vast dat de beraadslagingen kunnen worden beëindigd en ik nodig de raad uit een aantal besluiten te nemen. Ik heb reeds aange kondigd dat ik voornemens ben eerst de beslissing over de moties aan de orde te stellen. In de eerste plaats zou ik de mening van de raad willen vernemen over de motie inzake de stuurgroep "Ginneken moet Ginnekenblijven", ingediend door de heer Geene en medeondertekend door de heren Dees, Van Duijl, Taks en Van Banning. Uit een opmerking van de heer Beckers heb ik afgeleid dat ook de groepering van P. v. d. A. en P. P. R. met de inhoud van de motie akkoord kan gaan. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna de motie-Geene met algemene stemmen aangenomen. De VOORZITTER: In de tweede plaats stel ik aan de orde de mo tie van de heer Visser inzake de instelling voor H.E. A.O.die inde loop van de vergadering is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde motie-Visser luidt als volgt: "De raad van de gemeente Breda, in vergadering bijeen op 29 no vember 1974, gelet op het streven van het college van burgemeester en wethou ders naar verdere uitbouw van het voortgezet onderwijs en in het bijzonder van het hoger beroepsonderwijs in Breda, constateert dat er in Zuidwest-Nederland een grote behoefte is aan een instelling voor hoger economisch en administratief on derwijs en dat Breda de meest geeigende vestigingsplaats is, gehoord de discussie tijdens de begrotingsbehandeling in de raad, nodigt het college uit op korte termijn en bij voortduring al het mogelijke te doen om te bevorderen dat er in Breda een instelling komt voor H. E.A.O. verzoekt deze motie ter kennis te brengen van de minister van on derwijs en wetenschappen. De heer GEENE: Ik zou graag een zeer korte stemverklaring af leggen. Er is enig verschil van mening geweest over een uitdrukking die in de oorspronkelijke motie voorkwam, namelijk de term "centrumfunc tie". In dit verband wil ik er op wijzen dat Breda in maart al is gede-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 1256