1261
29 NOVEMBER 1974
gen zeggen deze zit heeft uitgezeten en alles wat hier is gezegd voor
de burgers van deze stad probeert te vertalen. De mijmering in de krant
van 29 november over vroegere begrotingsbehandelingen vond ik een
kostelijk stukje. Ik weet niet of dit een hang naar de tijd van het verle
den is, maar in ieder geval is een hedendaagse, begrotingsbehandeling
veel zakelijker en ontdaan van alle franje. Het is de vraag of het juist
deze franje is die juist het tikje "jus" aan het geheel geeft, dat inde
huidige zakelijke maatschappij ontbreekt.
Ook dank aan onze Jos, die ons weer trouw terzijde, stond bij de
vervulling van al onze wensen. Slechts even was hij afwezig en dat was
direct merkbaar.' Vervolgens wil ik een blik op de publieke tribune wer
pen. Uit de bezetting daarvan is overduidelijk gebleken dat de politie
ke belangstelling in onze stad niet zo groot is als zij wellicht zou moe
ten zijn. Het is bepaald geen sinecure twee dagen lang de betogen te
volgen zonder zelfs maar een asbak te mogen laten vallen. Respect heb
ben wij voor degenen die toch de moed opbrachten, niet uitgezonderd
de dienaar en bewaker van onze samenleving in deze stad. Rest mij nog
een woord van waardering voor de notulist die als een stille figuur op
de achtergrond al het gesprokene heeft vastgelegd.
Nu wachten wij maar af of de Goedheiligman, die naar wij ver
namen ook hier ter stede vertoeft, nog een verrassing voor de komen
de week voor ons in petto heeft.'
De VOORZITTER; In de eerste plaats sluit ik mij graag aan bij
de woorden van dank die de heer Van Duijl heeft gericht tot de geza
menlijke ambtenaren, de afdeling financien, Jos, de politie, die op
het ogenblik de publieke tribune alleen bevolkt, en al degenen in het
ambtelijk apparaat die ons hebben bijgestaan. Ik zal geen ambtenaren
met name. noemen maar ik wil daarop één uitzondering maken: rechts
van mij in de hoek zie ik de heer Brands zitten, chef van de afdeling
interne zaken, die voor de bijzonder ingewikkelde opgave stond de toe
zeggingen vast te leggen. Nadat wij urenlang gesproken hebben is dat
lang geen gemakkelijke taak. Mijnheer Brands, ik wil u zeggen dat wij
dit bijzonder waarderen en ik hoop -- waarschijnlijk mèt u -- dat van
die toezeggingen ook nog iets terecht komt.
Dames en heren. Ik vind het objectief gezien betreurenswaardig
--ik geloof dat u dit uit mijn mond zult accepteren -- dat een begro
ting met 23 tegen 13 stemmen moet worden aangenomen. Naar het oor
deel van 13 raadsleden zijn daar dringende argumenten voor en daar
moet uiteraard respect voor bestaan.
Van deze kant wil ik ook graag u bedanken voor uw inspanningen.
Ik heb de indruk dat. u er bijzonder veel werk van hebt gemaakt en dat
in het bijzonder de fractievoorzitters zich zeer hebben ingespannemhun
toespraken, hun studie en hun werk hebben mijns inziens veel verdienste.
Op gezette tijden is hier met heftigheid gesproken en zo nu en dan
is een emotionele uitspraak gedaan, hetgeen naar ik meen niet ernstig
is. Een heel enkele keer is ook met een zekere boosheid gesproken. Er
kan sprake zijn van echte boosheid, quasi-boosheid of een politieke
boosheid maar hoe het ook zij, als men kwaad is moet men daar toch
op een gegeven ogenblik weer van af. Om die reden zou ik u willen
uitnodigen beneden met elkaar en op elkaar het glas te heffen.