14 FEBRUARI 1974
127
is deels afhankelijk van de bevolkingsgroei en deze is moeilijk exact
te berekenen, zo dit al niet onmogelijk is. In feite komen wij niet ver
der dan het van tijd tot tijd opzetten van een herberekening, gebaseerd
op de tendens van dat ogenblik. Op zichzelf hoeft dit volstrekt geen be
zwaar te zijn voor de vaststelling van een beleid, want vooral een be
leid op langere termijn moet wel worden gebaseerd op tendenties, om
dat exacte cijfers vrijwel nimmer met 100 zekerheid kunnen worden
gegeven. Rapporten van de sociografische dienst geven als geheel in on
voldoende mate aan in welke richting de ontwikkeling gaat en welke
gevolgen voor de toekomstige woningbehoefte kunnen worden verwacht.
Zeer duidelijk wordt daarin aangetoond dat de problematiek van de Haag
se Beemden steeds meer samenhangt met bevolkingsspreiding in de re
gio. Dientengevolge is een geordender planologische situering van be-
volkings- en verzorgingsstructuur des te noodzakelijker.
Moeten wij nu wachten totdat alle benodigde gegevens in concre-
to beschikbaar zijn? Mijns inziens zou dit weinig zin hebben, omdat de
onzekerheden niet weggenomen worden en omdat alle gegevens, indien
zij ons nu ter beschikking zouden staan, toch weer onderhevig zouden
zijn aan beïnvloedingen, waardoor voortdurend wijzigingen in de getal
lenreeksen nodig zijn. De oplossing daarvoor is het regelmatig herhalen
van onderzoekingen, teneinde het beleid te kunnen bijsturen. Wachten
totdat de laatste gegevens beschikbaar zijn dwingt tot nietsdoen en dat
kunnen wij ons nu juist niet veroorloven.
Reeds heb ik gesproken over de arbeidsmarkt van Breda. Dat deze
zorgelijk is behoeft voor ons geen nieuws te zijn. Bekend is dat het be-
drijvenbestand van Breda dringend aanvulling en vernieuwing behoeft.
Als wij ons bezinnen op maatregelen om het vestigingsklimaat van Bre
da te dien aanzien te verbeteren, moeten wij niet vergeten dat ook ons
woningbestand van dien aard moet zijn dat het daarmee in overeenstem
ming is. Kort gezegd: geen bedrijven zonder het bouwen van woningen,
uiteraard met alle andere voorzieningen die daarbij horen.
Dan is er nog het Industrie- en Havenschap Moerdijk, waarin ook
Breda deelneemt. Een van de doelstellingen van het Moerdijkproject is
het vinden van evenwicht tussen vraag en aanbod van arbeidskrachten,
hetgeen geenszins wil zeggen dat een dergelijk evenwicht kan worden
bereikt met de reeds in West-Brabant woonachtigen. Ernstig moet reke
ning worden gehouden met migratie van elders om het gewenste even
wicht mede tot stand te brengen. De hieruit eventueel voortvloeiende
woningbehoefte is uiteraard nu niet in cijfers uit te drukken. Dit is een
onzekerheid maar wij kennen de tendens van de ontwikkeling en daar
moet ons beleid mede op gericht zijn.
Ten opzichte van de groeigrenzen die aan de randgemeenten zijn
gesteld door het huidige streekplan groeien deze gemeenten te snel,
waaruit volgt dat zij eerder "volzitten" dan voorzien is. Het streekplan
zal wel een wijziging ondergaan maar het is zeer de vraag of deze tot
gevolg zal hebben dat de randgemeenten verder mogen gaan uitgroeien.
Bovendien is tegen die tijd ook te verwachten dat er een zelfremmende
factor gaat optreden. Wat is namelijk het geval? De belangrijkste reden
voor degenen die de randgemeenten als woonplaats zoeken is de zekere
beslotenheid van een kleine gemeenschap. Hoe meer deze gemeenschap
uitbreidt, hoe meer de aardigheid van haar beslotenheid afgaat. De reeds
aanwezige bewoners zullen zich op een gegeven ogenblik gaan beijve
ren om verdere groei tegen te houden. Vrijheid van woonkeuze mag dan
een aantrekkelijke gedachte zijn, maar toch in de eerste plaats voor je
zelf; bovendien is deze gedachte in een overbevolkt land uiterst moei
lijk op grote schaal te verwezenlijken.
Ongebreidelde groei van de randgemeenten ten koste van de stad