1282 12 DECEMBER 1974 De heer WELSCHEN; De fracties van de Partij van de Arbeid en de P. P. R. hebben met het thans aan de orde zijnde voorstel nogal veel moeite. Zoals reeds in de toelichting op het voorstel is aangegeven heeft de vaststelling van de factor voor vakonderwijs voor openbare scholen voor gelijksoortige bijzondere scholen duidelijke gevolgen. De factor geeft de maximum-waarde aan van het aantal uren dat aan vakonderwijs op de bijzondere scholen door de overheid kan worden vergoed. Hoewel het voorstel voor het openbaar onderwijs en de bijzondere scholen belang rijk is, is alleen met de openbare scholen overleg gepleegd. Bovendien is het uit de toelichting op het voorstel eigenlijk niet eens duidelijk of het overleg de hoogte van de factor of alleen de verdeling van het aan tal toegekende uren over de verschillende in aanmerking komende vak ken betrof. Vermoedelijk zal de wethouder op deze vraag vrij snel een antwoord kunnen geven. Het feit dat de bijzondere scholen niet bij het overleg over de vast stelling van de factor vakonderwijs zijn betrokken, ontmoet bij onseven wel de meeste bezwaren, want naar onze mening zijn er verschillende redenen om de bijzondere school wel bij het overleg te betrekken. Voor dat wij een factor vakonderwijs vaststellen, willen wij in de eerste plaats weten wat de repercussies voor de bijzondere scholen zijn en hoe zij daar zelf over denken. Ik weet dat dit niet betekent dat wij onmiddellijk iets voor de bijzondere scholen kunnen gaan vaststellen, maar voordat wij een beslissing nemen, willen wij graag de gevolgen voor de bijzondere scholen kennen; thans weten wij niets van hun wensen in dit opzicht. In de tweede plaats willen wij het overleg met de bijzondere scho len ook aangaan, omdat er over vakonderwijs heel verschillend wordt ge dacht. Naar ons gevoel is het erg nuttig als de openbare en bijzondere scholen gezamenlijk rond de tafel gaan zitten omdat men samen wijzer is dan alleen en omdat er dan waarschijnlijk een beter inzicht zal ont staan in de mogelijkheden die het vakonderwijs biedt. Mijns inziens kan dat niet slechts voor de scholen, maar ook voor de gemeente leerzaam zijn en ook om die reden pleiten wij dan ook voor overleg tussen de open bare en de bijzondere scholen. In de derde plaats heeft de gemeente een taak bij het stimuleren van het samen denken door openbaar en bijzonder onderwijs over onder andere de onderwijsvormen die moeten worden toegepast. Vaak kan een kleine aanleiding, zoals in dit geval het vakonderwijs, een overlegsitua tie oproepen, waaruit veel grotere dingen als bijvoorbeeld het veelmeer op elkaar afstemmen van onderwijsmethodes enzovoorts voort kunnen ko men, hetgeen naar onze mening zeer positief is. Ook om die reden me nen wij derhalve dat er overleg tussen de openbare en de bijzondere scho len dient te worden geëntameerd. Wij verzoeken u om die redenen dan ook het voorstel terug te ne men, want wij hebben uit de toelichting begrepen dat daartoe mogelijk heden bestaan. Er staat namelijk in het voorstel dat er vóór 1 maarteen besluit moet zijn genomen. In concreto verzoeken wij u watdeL.O.M.- scholen betreft met de Katholieke scholen op te nemen en te bekijken wat de consequenties voor die scholen zijn. Ten slotte overwegen wij een motie in te dienen, waarin wordt voorgesteld het overleg met de bijzondere scholen te beschouwen als een standaardstap in de procedure die tot de vaststelling van de factor vak onderwijs voor het openbaar onderwijs leidt. Wethouder BROEDERS; In de commissie Onderwijs is het onderwerp vakonderwijs uitvoerig aan de orde geweest, maar ik meen dat wij er toch bepaald nog niet uit zijn gekomen. Het vaststellen van het aantal

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 1282