12 DECEMBER 1974
1283
uren vakonderwijs heeft een aantal aspecten, waarvan de consequenties
én de mogelijkheden mij eerlijk gezegd op dit moment nog niet volle
dig duidelijk zijn. De raad heeft al verschillende keren van mij verno
men dat ik de vaststelling van de factor vakonderwijs, zoals die in de
wet verankerd is, niet de best mogelijke weg vind, maar het college
van burgemeester en wethouders zal binnen de mogelijkheden van de wet
moeten manoeuvreren. De heer Welschen heeft terecht aangestipt dat
er over het vakonderwijs heel wat gaande is, want men is het niet eens
over de betekenis en de inhoud van het vakonderwijs, terwijl het voorts
de vraag is op welke wijze het vakonderwijs binnen de bestaande wet
geving kan worden gegeven. Het is opmerkelijk dat het bepaalde in de
wet juist is bedoeld om te voorkomen dat de bijzondere scholen tekort
zouden worden gedaan. Men ging er van uit dat als bij het openbaar on
derwijs vakonderwijs wordt gegeven, ook het bijzonder onderwijs op de
zelfde titel recht op hetzelfde aantal uren vakonderwijs heeft. Terecht
kan men zeggen dat de tijden zijn veranderd, maar genoemde bepaling
in de wet is gehandhaafd. De heer Welschen heeft al gezegd dat de fac
tor vakonderwijs voor het openbaar onderwijs maatgevend is voor het bij
zonder onderwijs, op grond van de overwegingen die tot de bepaling in
de wet hebben geleid. Na de commissievergadering hebben wij bij de
werkbespreking een aantal dingen op een rij gezet., waarvan wij menen
dat die tot een zinvolle bespreking van het geheel kunnen bijdragenjn
de eerste plaats willen wij de interpretatiemogelijkheden en de motive
ringen ten aanzien van de wet duidelijk op een rij zetten, terwijl wij
vervolgens met de inspectie over de gedachten met betrekking tot de
ontwikkeling van het vakonderwijs overleg willen plegen. Het lijkt mij
goed dat daarop op dit moment niet verder wordt ingegaan, omdat daar
omtrent nogal uiteenlopende opvattingen bestaan. Misschien kanover-
leg over dat punt een bijdrage tot de discussie in de commissie Onderwijs
en te zijner tijd wellicht ook in deze raad leveren. Het is mijn bedoeling
dat het gehele vraagstuk in de commissie Onderwijs wordt voorbereid,
opdat er geen beslissing rvordt genomen zonder dat wij de voor- en nade
len en de mogelijkheden kennen. Hierbij is ook de vraag aan de orde wel
ke methode zinvol kan worden aangewend. Mijns inziens kan het nooit
de bedoeling zijn dat er verwachtingen worden gewekt, die nooit zouden
kunnen worden gehonoreerd, want daarmee zouden wij het onderwijs ook
geen dienst bewijzen. Het lijkt mij dan ook goed dat wij in de commis
sie Onderwijs naar aanleiding van een notitie verder over dit onderwerp
spreken. Het onderhavige voorstel heeft gevolgen voor een tweetal Ka
tholieke scholen, derhalve een beperkt aantal. Als het voorstel wordt
aangenomen, heeft dat in ieder geval het voordeel dat de scholen voor
dit jaar op de daarin genoemde factor kunnen rekenen, U weet dat de
factor vakonderwijs voor de andere scholen voor buitengewoon onderwijs
in overleg met de inspectie, de school en het bureau Onderwijs wordt
vastgesteld, zodat daaromtrent geen moeilijkheden kunnen bestaan,De
heer Welschen heeft gezegd dat het nuttig kan zijn samen over de ont
wikkeling van het buitengewoon onderwijs te denken, maar er bestaan
al contacten met het openbaar en bijzonder buitengewoon onderwijs,met
name met de hoofden der scholen, Ec zou ook deze maand een bespre
king hebben plaatsgevonden, maar door de ziekte van één der hoofden
bij het bijzonder onderwijs is dat niet doorgegaan. De overlegsituatie
is duidelijk groeiend, wat niet alleen van een discussie over het onder
havige vraagstuk afhangt. Ik verzoek u derhalve met de door ons voor
gestelde methode in te stemmen, opdat op grond van meer inzicht en
kennis de besluitvorming zal kunnen plaatsvinden.