1284 12 DECEMBER 1974 De heer WELSCHEN: Ik heb veel van de heer Broeders gehoord, maar ik moet uit zijn opmerkingen afleiden dat de gehele situatie een beetje aan haar eigen groei wordt overgelaten, hetgeen voor ons niet erg acceptabel is. In de eerste plaats gaat het schermen met de wet in dit geval eigenlijk niet op, omdat de wet overleg met andere scholen, teneinde een beter inzicht te verkrijgen, zeker niet verbiedt. Het is niet noodzakelijk dat er overleg wordt gepleegd, maar men behoeft zich niet altijd tot het minimale te beperken. In de tweede plaats heeft de heer Broeders gezegd dat de bijzon dere scholen door de wet tegen een tekort aan vakonderwijs worden be schermd en dat dit met name ook de bedoeling van de wet is. Als dat inderdaad het geval is, is het erg nuttig als wij van de exacte behoef te van de bijzondere scholen op de hoogte zijn, opdat dat bij de discus sies over de vaststelling van de factor voor het openbaar onderwijs kan worden meegenomen. Ik heb de indruk dat wij in ieder geval de zin van de wet op een juiste wijze volgen, als de door ons voorgestelde proce dure wordt aangenomen. Door de procedure die op het ogenblik wordt gevolgd blijft er een moeilijke situatie bestaan, want als het hoofd van de openbare L. O. M„ -school in Breda vakonderwijs onzin vindt, zal er een factor vakonderwijs komen die praktisch nihil is, terwijl de twee bijzondere scholen zich daaraan moeten aanpassen, hetgeen ons een on gezonde situatie toeschijnt. Ik zeg niet dat die beslist zal ontstaan,maar het is toch wel plezierig als zij bij voorbaat wordt uitgesloten. De heer Broeders heeft vervolgens aangegeven, dat hij de moge lijkheden die de wet biedt wat verder zal gaan uitspitten en de verschil lende punten op een rij zal zetten. Er zal tevens met de inspectie over leg over deze kwestie plaatsvinden. Dit lijkt ons alleszins nuttig, maar wel zal het op korte termijn moeten gebeuren. Misschien kan een mo tie, waarin wij stellen dat alle vormen van overleg die de wet toestaat moeten worden aangegrepen, een steuntje in de rug betekenen. Overi gens zal in de motie niet worden vastgelegd welke vorm van overleg tussen de bijzondere en de openbare scholen zal moeten plaatsvinden, want daarover kan nog worden gepraat. De fracties van de Partij van de Arbeid en de P. P. R. willen er ze ker van zijn dat de door ons voorgestelde procedure in de toekomst wordt gevolgd, want wij willen de ontwikkelingen niet aan een eventuele spon tane groei overlaten. Het thans aan de orde zijnde voorstel heeft betrek king op drie scholen en wij menen dat de twee bijzondere scholen bij het overleg moeten worden betrokken, hetgeen in de praktijk ook zeer goed haalbaar is; wij kunnen wat dat betreft dan ook wat ervaring opdoen.Nog maals wil'tic er voor pleiten dat het voorstel wordt teruggenomen en dat er alsnog overleg plaatsvindt. Ik wil u thans de door mij aangekondigde motie overhandigen. De door de heer Welschen c. s. ingediende motie luidt als volgt: "De raad van de gemeente Breda, in vergadering bijeen op 12 december 1974, gehoord de discussies met betrekking tot de vaststelling van het aantal uren vakonderwijs voor 1975 voor de openbare school voor leerlingen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden, overwegende dat het vast te stellen aantal uren vakonderwijs voor openbare scholen volgens de wet tevens het maximaal te vergoe den aantal uren vakonderwijs voor overeenkomstige bijzondere scholen aangeeft, verzoekt het kollege van burgemeester en wethouders der gemeen te Breda alvorens een voorstel tot vaststelling van het aantal uren

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 1284