1286 12 DECEMBER 1974 Wethouder BROEDERS: Ik vind het vakonderwijs een moeilijk punt, zoals u al van mij zult hebben begrepen. Met de wetgeving te dien aan zien ben ik ook niet erg gelukkig, want mijns inziens moet die meer mo gelijkheden bieden om het vakonderwijs aan de verschillende teamsitua ties op de scholen aan te passen. Wel vind ik het jammer dat er geen over eenstemming kan bestaan over de toezeggingen die ik heb gedaan. Het is onze bedoeling dat zowel de wettelijke als de inhoudelijke en de metho dische kant van dit vraagstuk zal worden bekeken. Ik zeg niet dat er geen overleg of inventarisatie kan plaatsvinden, maar de methode volgens welke wordt gewerkt moet ook binnen het onderwijs als zinvol worden ervaren. Eerlijk zeg ik u dat ik nog geen methode voor ogen heb, want er mogen geen verwachtingen worden gewekt die niet kunnen worden ge honoreerd, Samen moeten wij bedenken wat in het kader van de wet en de gedachtenontwikkeling van het vakonderwijs reëel is, terwijl wij voorts moeten zoeken naar een vorm die als zinvol wordt ervaren. Ik heb er alle begrip voor dat in een bepaalde schoolsituatie bijvoorbeeld factor 5 zou moeten worden gehanteerd --ik praat nu met name over het la ger onderwijs -- terwijl het voor een andere school in het kader van de veranderende inzichten en het bestaande team volstrekt verantwoord kan zijn met factor 1 te volstaan. Het is de vraag hoe die moeilijkheid moet worden opgelost, want ik ben daar nog niet uit. Ik ben bereid hierover met de commissie van gedachten te wisselen, waarna wij op meer ver antwoorde wijze een beslissing zullen kunnen nemen, In de motie staat dat er steeds zal moeten worden geïnventariseerd, waarbij ik evenwel een vraagteken moet plaatsen. De heer WELSCHEN: Uit uw toelichting heb ik begrepen dat u uit stekend in staat zou zijn te inventariseren en gesprekken met de scholen op gang te brengen, U zou de motie derhalve in ieder geval uitstekend kunnen uitvoeren. Wethouder BROEDERS: Ik moet de raad het aannemen van de motie toch ontraden, want het lijkt mij beter dat wij met de commissie rond de tafel gaan zitten, waarbij wij, gezamenlijk denkend, kunnen trach ten een standpunt te ontwikkelen. Ik zou het erg jammer vinden als de raad de motie zou aannemen. Hierna wordt de motie van de heer Welschen c„s, in stemming ge bracht en met 23 tegen 14 stemmen verworpen, TEGEN stemmen de heren Ten Wolde, Van Graafeiland, Suurmeijer, Eissens, Van Asseldonk, Geene, Gielen en Visser, mevrouw Van Rooij- van den Heuvel, de heren Van Dun, Taks, Broeders, Sandberg, Goos, Van Banning, Van Duijl, Van Dongen, Dees en De Raaff, mevrouw jager- Middelbeek en de heren Van den Wijngaard, Koertshuis, Lambregts en Kramer, VOOR stemmen de heren Jongeneel.en Crul,mevrouw Stutterheim- Edeling, de heren Van Male, Martens en Dreef, mevrouw Paulussen, de heren Brummelkamp, Oomen, Houben, Beckers, Kaarsemaker en Wel schen, De heer WELSCHEN: Ik wil nog graag een korte stemverklaring ten aanzien van het voorstel van het college geven. Wij hebben het gevoel dat bij dit voorstel, waarbij slechts weinig scholen zijn betrokken, een goede kans om een overlegsituatie tussen bijzondere en openbare scho-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 1286