1304 12 DECEMBER 1974 S, A. D, gaat. Uit het eerste deel van zijn betoog heb ik begrepen dat hij nog iets kwijt wilde, hetgeen ook niet ten onrechte was. Het lijkt mij echter goed dat men zich nu tot de verbouwing en inrichting van het gebouw voor de S.A.D. bepeikt. Ik verzoek de heer Welschen daartoe zijn uiterste best te doen. De heer WELSCHEN: Ik zal het proberen. Overigens hoop ik dat u de V. V. D. even ruim de gelegenheid zult geven als zij iets kwijt wil; wij zullen dat in ieder geval zeker doen. De VOORZITTER: Dat ligt natuurlijk niet altijd aan u De heer WELSCHEN: Er moet mij toch nog een kleinigheidje van het hart. Eigenlijk ben ik wel gelukkig met het feit dat wij enkele te lefoontjes hebben gehad, omdat daaruit blijkt dat de raadsverslagen door meer mensendan alleen de raadsleden worden gelezen. Men hoeft dus niet alleen te kijken of men zelf in de krant staat, want kennelijk doen anderen dat ook voor je, hetgeen een gelukwens aan het adres van de gehele raad waard is. Tevens is het een gelukwens aan het adres van De Stem, want dit blad wordt blijkbaar beter gelezen dan men denkt. Thans zal ik het aan de orde zijnde punt in beperkte zin behande len. De VOORZITTER: Goed zo! De heer WELSCHEN- Het college heeft telefonisch van ons verno men, dat wij zeer positief tegenover dit voorstel staan en wij hopen dan ook dat de personeelsuitbreiding zal plaatsvinden. Deze uitbrei ding maakt het alleszins noodzakelijk om de benedenverdieping van het bureau te verbouwen. Wij hebben de situatie ter plaatse bezien en geconstateerd dat deze verbouwing hard nodig was. Toch wil ik een kanttekening bij al die uitbreidingen in het kader van de S. A. D. plaatsen. Een snelle uitbreiding lijkt voor een nieuwe dienst meestal erg gunstig, omdat er dan met vol enthousiasme met een aantal projec ten kan worden gestart. Op een gegeven moment blijkt dan echter dat al die projecten sterk gaan uitgroeien en dat het begeleiden daarvan zo veel mensen gaat vergen, dat dat praktisch niet meer kan worden opgebracht. Wij willen derhalve wat de S. A. D. betreft voor een zeer verantwoorde groei pleiten. Wij hopen dat de S. A. D.-bestuurders zich dit probleem zullen realiseren en dat zij daarvoor een oplossing weten te vinden; overigens hebben wij daar ook alle vertrouwen in. Wethouder BROEDERS- Ik heb begrepen dat men met het voorstel wel akkoord kan gaan, maar ik weet niet of ik ook op de algemene beschouwingen van de heer Welschen moet ingaan. Over het laatste deel daarvan wil ik wel iets zeggen, want juist op grond van het mo tief dat de heer Welschen gebruikte hebben wij een bepaalde opstelling van zijn kant prematuur genoemd. Inderdaad is het een punt van zorg dat de gehele zaak niet wordt dolgedraaid. Vervolgens moet ik nog een enkele kanttekening plaatsen bij de kritiek die ten onrechte in De Stem is verschenen. De heer WELSCHEN- Zou u dat wel toelaten, mijnheer de voorzit ter?

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 1304