12 DECEMBER 1974
1305
De VOORZITTER: De heer Broeders mag natuurlijk even goed iets
kwijt als u. Ik heb u ook uw part gegeven.
De heer WELSCHEN: Ik zeg niet dat u het niet moet doen, maar
ik vraag slechts of u het wel zoo moeten doen.
De VOORZITTER: Gelijke monniken, gelijke kappen.
Wethouder BROEDERS: Het is merkwaardig dat de heer Welschen
blijkbaar geen bezwaren zou hebben als van de V. V. D. -kant op dat
punt zou worden ingegaan.
Overigens verheugt het ons ook dat de S. A. D. goed in het veld
functioneert. Juist in het kader van het democratisch werken is dit een ele
ment waarop wij bijzonder attent moeten zijn. Als wij werkelijk iets
aan de begeleiding en de democratisering van de onderwijsvormen wil
len doen, moet met name die relatie goed zijn. Ik ben dan ook erg
blij dat de heer Welschen boze reacties naar aanleiding van de publi
catie heeft gekregen.
De heer Welschen heeft voorts nog gezegd dat het stuk zelf te laat
in de commissievergadering is gekomen. Dat overkomt mij inderdaad
meer met betrekking tot deze commissie, maar de heer Welschen weet
dat ik heb gezegd dat ik enigszins tussen hamer en aambeeld zit. Er is
sprake van een lange voorbereidingstermijn met de bestuurscommissie
ex artikel 61 voor ae voorbereiding van de raadsvergaderingen. Ener
zijds willen wij omwille van de zaak snel werken, maar anderzijds
komen wij in tijdnood. Wij hebben daarom met elkaar afgesproken
dat de commissieleden alsnog de tijd zouden krijgen de stukken te be
oordelen en een positieve of negatieve reactie te geven. Nadat men
voor die bestudering de gelegenheid had gehad en nadat de telefoon
tjes waren binnengekomen, heeft het college het op grond van de ad
viezen van de commissie toch gewaagd het voorstel op de agenda te
plaatsen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens conform het voor
stel van burgemeester en wethouders besloten.
27. bijlage nr. 414
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET NE
MEN VAN EEN VOORBEREIDINGSBESLUIT VOOR HET GEBIED,
GELEGEN TUSSEN DE ALLERHEILIGENWEG, BAVELSELAAN EN
ULVENHOUTSELAAN.
De heer BECKERS: De bespreking in de commissie was voor onze
fractie de aanleiding tot een wat diepgaander discussie over dit onder
werp. De discussie na de commissievergadering heeft geleid tot het
betoog dat ik nu zal houden. De bezwaren van de progressieve fracties
richten zich op een drietal hoofdpunten, namelijk de gevolgde proce
dure, de mogelijke bestemming van de grond en de relatie met de pro
blematiek van Ginneken in totaliteit.
In de eerste plaats ga ik op de problematiek van het voorberei-
dingsbesluit in. De wet op de Ruimtelijke Ordening geeft onze raad
de bevoegdheid om, vooruitlopend op een bestemmingsplan, alvast een
besluit te nemen waardoor ongewenste ontwikkelingen worden voorko
men of gewenste ontwikkelingen worden bevorderd. Een dergelijk be
sluit is echter bedoeld als een uitzondering en niet als een automatis-