12 DECEMBER 1974 1307 nu volgt bevestigt niet alleen sociale- en inkomensverschillen in de Bredase bevolking, maar maakt die zelfs groter, In dat verband wil ik het college verzoeken op korte termijn de raad een overzicht van het gebruik van de Bredase grond naar soort en bestemming te geven, waar bij speciaal moet zijn aangegeven hoeveel procent van onze ruimte door sociale woningbouw, vrije sectorbouw en premiebouw, gerelateerd aan het aantal bewoners, wordt ingenomen. Hoeveel ruimte is er voor deze drie categorieën nog in reserve? Het derde hoofdbezwaar hangt met de actuele situatie in Ginneken als geheel samen. Het college heeft de raad een meer fundamenteel onderzoek toegezegd en het is ongewenst dat door het nemen van dit voorbereidingsbesluit op het resultaat daarvan nu wordt vooruitgelopen. Uit het onderzoek, dat nog zal moeten plaatsvinden, zal bijvoorbeeld kunnen blijken dat de woonfunctie van geheel Ginneken moet worden versterkt en dat de leeftijdsopbouw moet worden verbreed en gevarieerd. De particuliere bungalowbouw blokkeert deze ontwikkeling in een vroeg stadium, doordat één van de weinige open ruimten in Ginneken extensief voor bewoning met een vrij eenzijdig demografisch karakter wordt benut. Al met al zijn er naar de mening van de Partij van de Arbeid en de P. P„R. meer dan voldoende argumenten om uw voorstel met de grootst mogelijke reserve tegemoet te treden. Wethouder VAN DUN; Ik ben blij dat de heer Beckers over "reser ve" ten aanzien van dit voorstel spreekt, waaruit blijkt dat hij de dis cussie nog open houdt. Hij heeft drie bezwaren tegen het voorstel naar voren gebracht. Het eerste bezwaar vind ik zeer reëel, want hij heeft er daarbij op gewezen dat het college -- dat geldt voor alle colleges in Nederland -- een wat oneigenlijk gebruik kan maken van artikel 19 van de wet op de Ruimtelijke Ordening, inhoudende het voorbereidings besluit, Ik meen dat ik de heer Beckers wat dat betreft volkomen ge it jk moet geven. Inderdaad dient artikel 19 tot het tegengaan van onge wenste ontwikkelingen, terwijl wij het vaak gebruiken om gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken. Het is niet de eerste keer dat wij dat doen, want gelukkrg zijn in Breda verschillende dingen door ge bruikmaking van artikel 19 van de grond gekomen. Men kan erover twisten of dit juist of onjuist is, maar het is mijn persoonlijke mening dat de interpretatie die hier en elders aan artikel 19 wordt gegeven niet slecht kan worden genoemd, hoewel zij formeel gezien niet juist is. Hetzelfde gebeurt evenwel dikwijls als een bepaalde wet niet wa terdicht, maar poli-interpretabel is; soms ontstaan er situaties in het veld, waarbij gewoon moet worden gegrepen naar middelen die in de wet voorhanden zijn, ook als zij anders zijn bedoeld. Uit een oogpunt van tóch ordentelijk bestuur moet dan binnen de context van de wet tot realisering worden overgegaan. Wij plegen momenteel over de artikel 19-procedure overleg met de provincie, met de P. P. C, en de P„ P„ D. Er kan worden verwacht dat in de toekomst de wet op de Ruim telijke Ordening op dat punt enigszins zal worden toegeknepen. For meel ben ik het derhalve met de heer Beckers eens, maar anderzijds ben ik er gelukkig mee dat artikel 19 bestaat, omdat wij daardoor niet alleen dit voorstel aan de raad kunnen voorleggen, maar ook ande re zaken in Breda van de grond kunnen krijgen. In de tweede plaats heeft de heer Beckers over de bestemming van de grond gesproken. Mijns inziens moeten wij er blij mee zijn -- men moet in dit verband even in de geschiedenis duiken -- dat dit stuk grond ter grootte van ongeveer een ha ter beschikking van de gemeen-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 1307