14 FEBRUARI 1974 131 Over deze aangelegenheid hebben wij een motie opgesteld --na de woorden van wethouder Van Dun kunnen wij deze met meer vrijheid te berde brengen -- die ik graag zou willen indienen. De VOORZITTER: Ik zal straks voorlezing van de motie doen, zo dat een ieder er kennis van kan nemen. Mevrouw VAN NES-BRANDS: De heer Crul heeft reeds aangekon digd dat hij in grote lijnen ook namens onze fractie heeft gesproken en ik wil daar op het ogenblik niets aan toevoegen. Wel wil ik nog iets op merken over een andere kwestie die in het preadvies niet aan de orde komt maar die mijns inziens in de discussie dient te worden betrokken. Dezelf de kwestie is ook door de christen-democratische fracties aangesneden in één van de "tien geboden": ik bedoel de aanplant van een bosareaal in het gebied "Haagse Beemden". Zoals men zich misschien kan herinne ren heb ik daarover reeds bij twee begrotingsbehandelingen het woord ge voerd en ook de heer Van Duijl heeft voor dit onderwerp verleden jaar uitgebreid aandacht gevraagd. Wij hebben toen gevraagd een studie te doen ondernemen op het gebied van landschappelijke beplanting van de Haagse Beemden, ervan uitgaande dat er vooruitlopend op andere be stemmingen zoals wonen en recreatie mogelijkheden zijn een bosareaal van formaat aan te leggen, dat in een eventuele latere bestemming kan worden opgenomen. Behalve de heer Van Duijl hebben destijds ook de heren Spanjer en Sandberg bijval aan dit verzoek betuigd. De heer Sand- berg sprak toen zelfs de historische woorden dat hij onmiddellijk akkoord zou gaan met het plan-Haagse Beemden als dit gebied geheel met bo men beplant zou worden, mits wij later niet het bos in gestuurd zouden worden. Ik vind dat wij daarover nu nog maar eens goed moeten nadenken. De heer Van Dun heeft destijds in zijn antwoord opgemerkt dat de uitlatingen zouden worden doorgegeven aan de dienst beplantingen. In de eerste plaats zou ik graag willen weten wat de reactie van deze dienst in dezen is geweest. In de tweede plaats heb ik gelezen dat wij nu een werkgroep "primaire stoffering" hebben: een gezelschap met een enigs zins merkwaardige naam dat echter juist in dit opzicht wellicht zeer goed werk kan doen. Ik zou nogmaals het verzoek willen doen moge lijkheden te bestuderen om tot spoedige aanleg van bosgebieden te ko men op terreinen waar later woon- en recreatiegebied kan worden aange legd. De heer VON SCHMID: Mijns inziens is het naar aanleiding van het "citatenboekje" van de heer Geene wellicht dienstig nog eens voorop te stellen dat, zoals ook de heer Crul al heeft uiteengezet, sinds de his torische feiten waarvan de heer Geene een overzicht heeft gegeven het inzicht is gegroeid dat bepaalde veronderstellingen niet meer geheel opgaan. Bij zeer velen is een grote twijfel ontstaan over de vraag of nog steeds dezelfde voorwaarden bestaan als vóór de periode waarin wij over de annexatie gingen spreken. Ook bij de discussie over de annexatie ging men uit van de groei van Breda tot het grote centrum van West-Brabant en daarbij werd met even grote hardnekkigheid door velen verklaard dat voor deze groei de annexatie van de omliggende gemeenten noodzake lijk was. Nadat men van dit denkbeeld was afgestapt en de raad een weg had gewezen om niet tot annexatie te komen, heeft men inderdaad een tijd lang aan de Haagse Beemden gedacht, waarbij men echter naar mijn indruk nog steeds uitging van de groeiprognoses. Ik geloof dat niemand kan ontkennen dat er van een natuurlijke groei van Breda in het geheel geen sprake is. Men kan een politiek gaan voeren ter bevordering van deze groei,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 131