14 FEBRUARI 1974
135
het uitspreken van een oordeel en het te kennen geven van een wens be
doeld; u kent het bekende artikel» In het stuk van de heer Crul is om op
schorting verzocht en bij de verdere behandeling zal dit verzoek worden
betrokken»
Wethouder VAN DUN: Misschien mag ik eerst twee opmerkingen
maken die feitelijk niet zozeer met de beantwoording verband houden»
Ik wil in de eerste plaats -- zij het dan omgekeerd -- onderschrijven wat
de heren Spanjer en Froger hebben gezegd. Ten volle wil ik onderschrij
ven dat het vanavond om een historische besluitvorming door de raad
gaat. Voorts wil ik de raad de nadrukkelijke dank van het college over
brengen voor de grote aandacht die dit preadvies in de zeer uitvoerige
beschouwingen heeft gekregen.
Vervolgens vind ik het voor het college en voor u allen plezierig
dat degenen die in het gebied wonen waar het momenteel om gaat in
ruime mate op de publieke tribune zijn vertegenwoordigd»
Ik zal trachten in een niet al te lang betoog de vragen van de di
verse sprekers te beantwoorden en ik hoop dat wij daarbij ten opzichte
van elkaar duidelijk zullen zijn. Achtereenvolgens zal ik gaarne met
de raad spreken over de kaart van West-Brabant, uitgaande van het streek
plan. Voorts moeten wij ons tegen de achtergrond van het streekplan af
vragen wat er op dit moment in feite gebeurt. In de derde plaats wil ik
enige tijd met u over de reacties van de provincie in dezen spreken» Als
wij deze reacties onderschrijven, moeten wij bezien wat de gemeente
Breda daarmee doet, In de vijfde plaats wil ik u vertellen wat wij inder
tijd met de commissies hebben bedoeld en wat wij inmiddels hebben ge
daan. Hieraan wil ik vervolgens de essentie en de zin van dit preadvies
ontlenen en voorts wil ik over de diverse alternatieven spreken, waar
over ook de raad het woord heeft gevoerd. Men heeft onder andere ge
vraagd wat de verdere procedure zal zijn, wat in het kader van dit ge
sprek de essentie en de betekenis van een regionaal structuurplan is en
hoe wij de geluiden uit de randgemeenten van Breda moeten hanteren»
Vervolgens zal ik nog enkele woorden aan de industrievestiging en de
afronding van het gebied Haagse Beemden wijden. De heer Geene heeft
nog over de procedure met betrekking tot het bestaande bestemmingsplan
gesproken en tenslotte zal ik dan nog iets over de Stedebouwkundige Ad
viesraad zeggen.
Eerst ga ik dus op de kaart van West-Brabant in. Hoewel ik dat niet
bij iedereen beluister, meen ik toch dat het duidelijk is dat een gebied
als West-Brabant» met een eigen identiteit, aan een bepaalde ordening
onderhevig moet zijn. Deze ordening is ons geëtaleerd op het moment
dat aan de raad het streekplan voor West-Brabant werd gepresenteerd.
Ik meen dat ook van de zijde van het college in de geschiedenis mag
worden gedoken en wij mogen dan toch wel stellen dat op 22 mei 1969
het streekplan voor West-Brabant met de daarbij behorende nota van het
college van burgemeester en wethouders door de raad met instemming
is overgenomen. Het is wellicht een saillant punt dat de voorzitter bij
die behandeling stelde: "Het woningbouwprogramma vervult het colle
ge met grote zorg. Wat dat betreft zijn wij eigenlijk al te laat, al moe
ten wij nu enige hoop hebben op het bestemmingsplan-Haagse Beemden".
Dit is dus een streekplan dat in 1969 door de raad is onderschreven. Wat
behelst dit streekplan? Mijns inziens bedoelt dit een ordening in het ge
bied te brengen en krachten te koppelen zodat West-Brabant een verbin
dingsschakel tussen Antwerpen en Rotterdam is en een actief deelnemer
-- dit staat letterlijk in het streekplan -- aan de economische ontplooi
ing kan worden» De meest relevante uitgangspunten in dit streekplan