14 FEBRUARI 1974 139 ik bij dit principe-besluit wil formuleren. Op 17 oktober 1968 besloot de raad G. S. mede te delen dat hij met het informele grenswijzigings- plan kon instemmen. Op 17 juli 1969 besloot de raad G. S. te berichten dat hij met het verzoek aan de Kroon tot grenswijziging akkoord kon gaan. Op 25 maart 1971 aanvaardde de raad het voorstel met het her indelingsplan in te stemmen, waarbij het altijd de moeilijke vraag zal blijven hoe de stemmenverhouding precies was. De heer FROGER: Dat was integendeel zeer duidelijk.' Wethouder VAN DUN; Tenslotte besloot de raad op 12 augustus 1971 het aanbod van Prinsenbeek te accepteren en zonder compensatie tot overname van het gebied Haagse Beemden over te gaan. Hierbij be hoort het besluit van 1972 waarbij de raad zijn oordeel over het beloop van de grenzen uitsprak. De heer Geene heeft iets geciteerd en ik wil dat ook eens doen. De heer Van Loon heeft in 1969 als lid van de K. V. P. -fractie gezegd dat er met betrekking tot de bebouwing van het gebied Haagse Beemden goede hoop mocht bestaan nadat het bilateraal overleg met Prinsenbeek was af gerond. De toenmalige fractievoorzitter van de V. V.D.de heer Mel- zer, zei dat voor de Haagse Beemden een bijzonder aantrekkelijk bouw plan zou worden opgesteld en de heer Vermeulen, de toenmalige wet houder van openbare werken, heeft gezegd dat de noodzaak tot bouwrijp maken van de Haagse Beemden nabij was; figuurlijk gesproken was er bijna geen vierkante meter meer waarop huizen zouden kunnen worden gebouwd. De heer Crul heeft op 9 februari 1971 gezegd dat het urgente probleem dat met deze herindeling verband houdt de woningbouw is, dat deze koste wat kost niet mag worden vertraagd. Het college geeft hiervoor de oplossing in antwoord op vraag 47, waarin het stelt dat het bouwplan-Haagse Beemden in overleg met Prinsenbeek ter hand moet worden genomen. Aan de hand van deze besluiten van de raad en deze citaten mag ik toch vaststellen dat het van meet af aan de bedoeling van deze raad is geweest de Haagse Beemden van Prinsenbeek als wo ningbouwgebied te accepteren. Ik zeg dit met name omdat in de toen malige commissievergaderingen wel eens het geluid is gehoord dat men de Haagse Beemden wilde verkrijgen, maar dat er nooit is beweerd dat daar zou moeten worden gebouwd. De heer DEES: Er wordt nu toch wel misbruik van historische gege vens gemaakt. De wethouder citeert volstrekt juist, maar dat zal ook niet zo veel moeite kosten. Het gaat er echter om dat er sinds die tijd andere ontwikkelingen zijn geweest. In de eerste plaats wijs ik dan op de de mografische ontwikkeling, namelijk het teruglopen van de bevolkings groei hetgeen overigens als een gelukkige omstandigheid kan worden be schouwd. Voorts moeten wij hierbij aan de feitelijke ontwikkeling in de randgemeenten denken, waarbij men met de bestemmingsplannen veel verder is gegaan dan op basis van het streekplan wenselijk is. Met deze feitelijke situaties moeten wij als raadsleden op dit moment reke ning houden. Hetgeen u over de voorgeschiedenis stelt bewijst als zoda nig niets. De heer FROGER: Hetgeen de wethouder stelde was zelfs niet geheel volledig. Wethouder VAN DUN: Daar ben ik van overtuigd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 139