143
14 FEBRUARI 1974
het college; wij zijn daar ook nog niet aan toe„ Er moet dan wel -- bij
de beantwoording van de heer Geene kom ik daar nog op terug -- een
aantal aankopen tot een zeer respectabel bedrag in het noordelijk ge
deelte van het gebied Haagse Beemden zijn gedaan.
Er is ook over een regionaal structuurplan gesproken. Ik wil daar
niet al te veel over zeggen, maar het is duidelijk dat het wenselijk zou
zijn op dit moment een regionaal structuurplan voorhanden te hebben.
Wij hebben dat echter nog niet en het proces daartoe zal vermoedelijk
nog veel tijd vergen. Bij de besluitvorming in de regioraad van de regio
Breda is echter aan de hand van het voorstel van de toenmalige commis
sie ad hoe nadrukkelijk gezegd dat als uitgangspunt voor het op te stel
len regionaal structuurplan het streekplan West-Brabant zal dienen. In
het regionaal structuurplan zult u derhalve geen strijdigheden mogen ont
dekken met het huidige streekplan voor West-Brabant, hetgeen een ge
ruststelling betekent.
Ook uit de randgemeenten klonken geluiden op. Bij één punt wil
ik stilstaan omdat er nogal wat is geciteerd van uitlatingen die door ge
zagsdragers uit de omgeving van Breda zijn gedaan. Men heeft bijvoor
beeld gezegd dat Breda wel gek zou zijn als de Haagse Beemden zouden
worden bebouwd, dat het voor de mensen niet plezierig zou zijn daar
te wonen, dat de grondslag slecht is en meer van dergelijke uitlatingen.
Ik hoop dat u mij toestaat een drietal uitspraken uit dezelfde hoek te ci
teren. Van de zijde van de gemeenteraad van Prinsenbeek is gesteld dat
zich sedert jaren als enig gebied het gebied Haagse Beemden aandient,
omdat daar de ruimte aanwezig is voor de ontwikkeling in de komende
decennia. Door diezelfde gemeenteraad is nadrukkelijk bij de behande
ling van de gebiedsruil gezegd dat Breda in dit gebied voor ruim dertig
jaar -- dus tot het jaar 2000 -- voldoende ruimte en mogelijkheden heeft
om de voor haar zo noodzakelijke woningbouw te doen plegen. Om die
reden kan uitbreiding van gemeentegronden voor Breda tot dat gebied
worden beperkt.
Tot slot wil ik nog een opmerking noemen die eveneens uit die
hoek afkomstig is. Men heeft gezegd dat de aanleiding tot het herinde-
lingsvoorstel wordt gevormd door de omstandigheid dat het redelijk wordt
geacht dat de gemeente Breda in eigen territoir de stadsuitleg kan ver
wezenlijken. Het aanbod van Prinsenbeek maakt een uitbreiding van Bre
da met 40. 000 woningen in het over te dragen gebied Haagse Beemden-
Oost mogelijk. Als men met die intentie aan de overdracht van een ge
bied aan Breda meewerkt, is het in het belang van ieders geloofwaardig
heid dat men die intentie ook op dit moment blijft volhouden.
De heer Geene heeft over de bestemmingsplanprocedure gesproken.
Voor alle duidelijkheid wil ik stellen dat er op dit moment een door de
raad van Prinsenbeek goedgekeurd bestemmingsplan voor het gebied Haag
se Beemden ligt. Thans heeft dit bestemmingsplan nog geen rechtskracht
omdat er van de zijde van het gebied een beroepsprocedure bij de Kroon
aanhangig is gemaakt. Volgens onze informaties ligt het advies op dit
moment bij de Raad van State en zal het binnen korte tijd afkomen. Dit
betekent dat er dan voor het gebied Haagse Beemden een rechtsgeldige
bestemming ligt. Als uw raad vanavond dit besluit neemt staat er niets
meer in de weg en kan het college met schop en troffel de wijk in trek
ken om de Haagse Beemden te ontwikkelen. Ik meen dat de heer Gee
ne terecht heeft gezegd dat wij door het clausuleren van dit principe
besluit op de wijze waarop dit is gedaan --de omvang wordt nog nader
bepaald, er is een voorbehoud met betrekking tot de nader te ontwikke
len plannen en de daaruit voortvloeiende consequenties dienen aanvaard
baar te zijn -- onszelf aan banden hebben gelegd. Het college heeft u
duidelijk het voorstel voorgelegd om in principe aan dit gebied een woon-