144
14 FEBRUARI 1974
bestemming te geven, terwijl over de afronding, de omvang, de kwa
liteit en de financiële consequenties in een later stadium nog zal worden
gesproken.
Er is ook over de Stedebouwkundige Adviesraad gesproken. Het is
wat merkwaardig dat een adviescollege van het college van burgemees
ter en wethouders adviezen uitbrengt die wellicht wat onduidelijk zijn.
Ik stel dit met name in de richting van de PAK-fractie die, zoals ik uit
de motie heb begrepen, een belangrijk gedeelte van haar besluitvorming
mede van het advies van de Stedebouwkundige Adviesraad heeft laten af
hangen, Deze fractie heeft gesteld dat de Stedebouwkundige Adviesraad
negatief heeft geadviseerd. Ik mag de raad in kennis stellen van drie
brieven die ik gisteren heb ontvangen. De eerste brief is van de Stede
bouwkundige Adviesraad en deze bericht het college dat hij van mening
is dat vooralsnog geen principe-besluit tot woonbebouwing in het gebied
Haagse Beemden dient te worden genomen. In de tweede plaats heeft
het bestuur van deze adviesraad ons op dezelfde datum een brief gezon
den, waarin het stelt dat het van mening is dat de besluitvorming in de
Stedebouwkundige Adviesraad te beperkt is geweest en dat met name de
informatie aan die raad te beperkt was, reden waarom het bestuur voor
nemens is een nieuw advies uit te lokken. In de derde plaats zijn wij
door datzelfde bestuur in kennis gesteld van een schrijven dat de werk
groep Haagse Beemden aan de leden van de Stedebouwkundige Advies
raad heeft gericht. Deze werkgroep heeft het volgende geschreven: "In
afwijking van het standpunt, door de Stedebouwkundige Adviesraad ge
formuleerd in de plenaire vergadering van 24 januari, is de STAR-werk-
groep Haagse Beemden unaniem van mening dat de meest reële moge
lijkheid tot uitbreiding van Breda op korte termijn gelegen is in het ge
bied Haagse Beemden". In deze werkgroep Haagse Beemden van de STAR
hebben dertien leden zitting, waaronder ook de heer Leenders.
Misschien heb ik bij de integrale beantwoording enkele punten ver
geten, die ik, met uw welnemen, dan in laatste instantie nog zal be
handelen.
Ik heb de heer Sandberg medegedeeld wat er zal gaan gebeuren en
ik heb hem ook verteld wat er in het vervolg in de commissies zal gebeu
ren. Wij zullen op korte termijn in de commissies over de verdere be
sluitvorming spreken. De heer Sandberg heeft ook gevraagd of de binnen
stad boven de Haagse Beemden prioriteit heeft of andersom. Volgens het
college heeft het werken voor de binnenstad geen zin als wij niet voor
een handhaving van onze functie zorgen. Als wij door het tekort aan
grond, door de gezinsverdunning en allerlei andere kwesties een proces
op gang brengen waardoor Breda langzaam zal leeglopen en er geen al
ternatieve bouwgrond aanwezig is, heeft het werken voor de binnenstad
een geheel ander perspectief gekregen. In antwoord op de vraag van de
heer Sandberg kan ik dus zeggen dat de Haagse Beemden geen prioriteit
boven de binnenstad genieten en dat dit omgekeerd ook niet het geval
is, maar dat beiden een even hoge prioriteit genieten; dat is het meest
concrete antwoord dat ik u hierop kan geven. De heer Sandberg heeft ook
over Bavel en Dorst gesproken, waarbij hij heeft gesteld dat gedeputeer
de staten zijn mening daaromtrent delen; naar zijn mening hadden wij
hiermee al drie jaar geleden moeten beginnen. Ik bestrijd dit echter,
want toen -- misschien nu ook nog wel -- was de politieke situatie zo
danig dat wij geen voet aan de grond konden krijgen en ik neem aan dat
de heer Sandberg dat ook weet. Als de heer Sandberg vraagt wanneer wij
met Dorst en Bavel beginnen, kan ik schertsend zeggen dat dit morgen
middag om half 3 zal gebeuren als na een beslissing van de raad morgen
het projectteam bij elkaar kan komen. Dit projectteam heeft echter een
andere taak als uw raad vanavond positief besluit. Het moet dan name-