146
14 FEBRUARI 1974
De vragen van de heer Crul over de onderhandelingen met de
maatschappijen heb ik reeds beantwoord. Ik meen dat ik ook een ge
deelte van zijn vragen in eerste instantie heb beantwoord.
In antwoord op de vraag van mevrouw Van Nes over de werkgroep
Primaire Stoffering kan ik stellen dat dit een wat merkwaardige groep
is, maar als u het bekende blad "Geknipt voor het Raadslid" hebt gele
zen, weet u dat u daarin in de takenpakketten van de gemeente ook de
woorden "primaire stoffering" altijd terugvindt. Dit betekent dat een
aantal betrokkenen binnen ons apparaat bij elkaar wordt gehaald om zich
met de inrichting, de stoffering, van het grondgebied bezig te houden,
zodat wij een juiste interdisciplinaire benadering van de problematiek
van de ruimtelijke ordening hebben.
Aan de heer Von Schmid valt vermoedelijk weinig te doen.
De heer VON SCHMID: U moet niet zo gauw de moed opgeven.
Wethouder VAN DUN; Dan probeer ik het nog eens. Hij heeft dui
delijke uitspraken gedaan over hetgeen naar zijn mening de groeicijfers
van Breda zijn, maar hij vergeet dat er wel degelijk groei kan worden
geconstateerd; die groei kan echter niet meer in Breda worden opgevan
gen en daarom komen deze mensen in de randgemeenten terecht. Ik
heb u al gezegd wie dit betreft. In de regio en het gewest West-Brabant
is duidelijk een overloop uit de Randstad aanwezig, maar deze mensen
komen niet in Breda omdat wij daarvoor niet voldoende grondgebied heb
ben. Het vraagstuk van de gezinsverdunning is ook onder zijn aandacht
gebracht. Ik wil wel eens een discussie met hem aangaan over de moge
lijkheid dit besluit vanavond niet te nemen, ondanks het feit dat de heer
Froger van een historische besluitvorming heeft gesproken.
Hetgeen ik nu heb gezegd kan ik in zes conclusies samenvatten. In
de eerste plaats meen ik dat het streekplan het uitgangspunt bij het han
delen van de raad moet blijven. Tegen de achtergrond van de demogra
fische ontwikkeling in de regio Breda moeten er met veel spoed maatre
gelen worden getroffen teneinde Breda aan gebied te helpen, waarmee de
stad haar functie kan waarmaken en structurele misgroeiingen in het ge
west kunnen worden voorkomen. Voorts is het enige alternatief dat in de
discussie past het gebied Haagse Beemden. Wij moeten in de kortst mo
gelijke tijd een plan hebben dat aan de financiële haalbaarheid is ge
toetst en voorts moeten wij tegelijkertijd de alternatieven ontwikkelen
waarover in deze discussie is gesproken. Vervolgens moet ik namens het
college op basis van mijn motivering zeggen dat aanvaarding van de
motie zoals die door de heer Crul en anderen is ingediend door ons wordt
ontraden.
Wethouder VAN GRAAFEILAND: Ik moet nog enkele korte opmer
kingen maken omdat met dit voorstel een relatie tussen woningbouw en
werkgelegenheid is gelegd, hetgeen terecht is. Bij het aantrekken van
vestigingen van buiten blijkt naast de situatie op de arbeidsmarkt de mo
gelijkheid van het huisvesten van werknemers die meekomen bij de keuze
van de vestigingsplaats van het grootste belang te zijn. Als men zoals in
Breda bij het aantrekken van vestigingen op het gebied van het milieu,
van de bedrijfsgrootte en van de categorieën van bedrijven selectief te
werk wil gaan, is het van groot belang dat de woningbouw in Breda ten
behoeve van de werkgelegenheid wordt veilig gesteld. De heer Geene
heeft uit een kranteartikel van hedenmorgen geciteerd, waarin door de
redacteur een gesprek dat hij op 28 januari met mij heeft gevoerd wordt
weergegeven; deze weergave is overigens volkomen correct. Dit brengt
mij onmiddellijk op de vraag van de heer Von Schmid of ik met cijfers