14 FEBRUARI 1974 147 wil staven in hoeverre de opmerkingen die daarbij zijn gemaakt juist zijn. Ik wil hem verwijzen naar een nota die mst betrekking tot het te voeren werkgelegenheidsbeleid in oktober 1973 in de raad is behandeld. Deze nota is aan de hand van nota's van de Sociografische Dienst en de G, A.B, opgesteld en zij is met vele tabellen en cijfers verlucht, op basis waarvan deze raad reeds heeft besloten het industrieterrein Haagse Beemden te ontwikkelen. De opmerking van de heer Geene dat er kwaliteiten in industrie terreinen zijn is mij in ieder geval uit het hart gegrepen. Gewoonlijk komt men in overzichten met betrekking tot industrieterreinen tabellen tegen waarbij de ene vierkante meter bij de andere wordt opgeteld, maar in feite komt het er dan op neer dat men appels en peren optelt, want qua ligging bestaat er een duidelijk verschil tussen de industrieterreinen. Zij dienen namelijk te passen in een integrale ontwikkeling van aller lei functies. Hierbij moet ook van een bepaald niveau van verzorging wor den uitgegaan. Eerst dan is de kans dat een industrieterrein inderdaad vol zal lopen groot. De heer Geene heeft bij zijn tiental vragen ook twee vragen in mijn richting afgevuurd. Ik kan hem nu niet meedelen naar hoeveel vierkan te meters industrieterrein momenteel vraag is. In september 1973 was er een vraag naar ongeveer 16 ha. Wij houden dit niet regelmatig bij, op bepaalde momenten checken wij dit na. De VOORZITTER: Ondanks het feit dat dit een zeer belangrijk be sluit is wil ik u verzoeken uw opmerkingen direct op het preadvies en het voorgestelde besluit te richten. Ik stel mij namelijk voor dat dit voorstel dan toch vanavond nog kan worden afgerond. De heer VON SCHMID: Wethouder Van Dun heeft misschien wat te vlug geconstateerd dat ik afwijzend tegenover dit voorstel zou staan. Ik ben door zijn betoog wat betreft de groei en de woningsituatie overi gens nog steeds niet overtuigd, want ik heb opgemerkt dat hij een zeer sterke tegenstelling heeft geconstrueerd. Hij zegt steeds hoe de situatie conform het streekplan zou moeten zijn, maar hiertegenover staat de feitelijke groei en hij heeft moeten toegeven dat hiertussen een duide lijke discrepantie bestaat. Het is naar mijn mening met dit voorstel de bedoeling meer naar het streekplan terug te buigen. Ik wil hier verder niet te lang bij stilstaan, maar de noodzaak hiervan zal moeten worden bewezen. De heer Van Dun gaat van een bepaalde ontwikkeling uit, ik blijf mij echter afvragen of de mensen in een bepaalde richting kunnen worden gedwongen, want ik weet niet of het mogelijk is de mensen hun woonkeuze conform het streekplan te laten maken. Een ander belangrijk punt acht ik de industriële groei -- de arbeids markt van Breda. Ik heb wethouder Van Graafeiland eigenlijk ten over vloede uitgenodigd hierover nog iets te zeggen, omdat ik duidelijk wilde laten vaststellen dat dit punt zeer belangrijk is. Deze punten kunnen in het preadvies natuurlijk niet geheel van elkaar worden losgemaakt, want het gaat zowel om de woningsituatie als om de arbeidsmarkt. Ik blijf dus mijn twijfels over de woningsituatie houden, maar gezien toekomsti ge industrie-ontwikkelingen zal ik toch met het preadvies van het col lege meegaan. Misschien mag ik nu ook iets van de motie zeggen. De VOORZITTER: Die motie is nu aan de orde; het is de bedoeling dat u daarover nu ook uw oordeel uitspreekt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 147