148 14 FEBRUARI 1974 De heer VON SCHMID: Ik heb eigenlijk drie bezwaren tegen de ze motie, In de eerste plaats wordt hierin te weinig rekening gehouden met het door mij belangrijk geachte punt van de arbeidsmarkt. Voorts vind ik het niet prettig dat men het in de richting van Heilaar en Breda- Z.O, gaat zoeken. Vroeger dacht men aan de richting van Teteringen en Prinsenbeek en ook dat achtte ik niet juist. Ik zal derhalve deze motie niet steunen. De heer GEENE: In de eerste plaats wil ik danken voor het zeer uit voerige antwoord dat van de andere zijde van de tafel is gegeven. Als er nog misverstanden aanwezig waren zijn die nu naar mijn mening toch zeker uit de weg geruimd. Het is gebleken dat de argumenten die onder andere door de heer Crul naar voren zijn gebracht niet houdbaar zijn. Hij heeft niet ontkend dat er in het verleden afspraken zijn gemaakt en ik zou het daarom sportief van hem vinden als hij zijn motie wilde intrek ken. Deze heeft namelijk totaal geen zin en wij hebben daaraan ook geen behoefte, zeker niet na het antwoord van het college waarin in fei te alle vragen die hij heeft gesteld zijn behandeld; deze punten zullen achtereenvolgens nog aan de orde komen. De heer SANDBERG: Enkele van de opmerkingen die ik had wil len maken zijn al naar voren gebracht en daarom wil ik die niet herha len, Ik wil de wethouder eveneens voor zijn zeer uitvoerig betoog dan ken. Ik kan niet verhelen dat ik respect heb voor de wijze waarop wet houder Van Dun de functie van Breda heeft geschilderd. Wij zijn bijzonder blij met het antwoord dat wij met betrekking tot de binnenstad hebben ontvangen. Dit was een verstandig antwoord dat onze volledige instemming kan hebben. Over de wildgroei heeft de wethouder toch wel verontrustende uitspraken gedaan, want deze wordt op dit moment eigenlijk al door G. S„ geïnstitutionaliseerd. De goedgekeurde bestemmingsplannen wor den door G, S. momenteel feitelijk niet meer aan het streekplan West- Brabant getoetst, maar ik heb in ieder geval begrepen dat er een licht punt schemert. Gelukkig erkent men nu dat er een te snelle ontwikke ling heeft plaatsgevonden en is men bereid deze te temporiseren. Ten aanzien van de werkgelegenheid en de mogelijkheid tot in dustrievestiging wil ik opmerken dat wij ervan zijn uitgegaan dat daar over in deze raad geen enkel misverstand bestond. Er ligt reeds een in deze raad aangenomen motie en de raad heeft zich ook over het bedrij venpark positief uitgesproken. Het is helemaal niet erg dat dit punt nog maals aan de orde is gekomen, maar wij gingen er eigenlijk van uit dat dit al vastlag. Ten aanzien van de motie van de heer Crul moeten wij constate ren dat de PAK-fractie de acute ruimtenood van Breda gewoon ontkent, want in deze motie wordt opnieuw om een onderzoek verzocht voordat tot het nemen van besluiten wordt overgegaan. Ik heb eigenlijk een dis crepantie opgemerkt tussen de uitspraken van de heer Crul en de motie, want eerst heeft de heer Crul uitgesproken dat hij eigenlijk aan een prin cipe-besluit geen behoefte heeft omdat dit nauwelijks enige betekenis zou hebben, terwijl de motie als achtergrond heeft dat er pas een prin cipe-besluit kan worden genomen wanneer er meer financiële en demo grafische gegevens bekend zijn, omdat hiervoor meer inzicht nodig zou zijn. Bij het punt Zuid-Oost moet ik uiteraard wat uitvoeriger stilstaan, want dit ligt ons bijzonder na aan het hart. Het antwoord dat de wethou der op vragen hieromtrent heeft gegeven blijf ik toch wat vrijblijvend vinden. Ik heb wel de indruk dat de wethouder en wij in hetzelfde spoor

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 148