152 14 FEBRUARI 1974 scheppen, maar ik meen niet dat deze een oplossing zal bieden voor de werkloosheid die momenteel in Breda bestaat, In de tweede plaats hebt u erop gewezen dat wij weer naar het streekplan terug moeten, maar een streekplan moet in het geheel niet star zijn, U spreekt van wildgroei in de randgemeenten, maar dit woord is natuurlijk niet juist, want men kan niet in het wilde weg bouwen. Ook dit gebeurt volgens wettelijke maatregelen in het kader van het bestaan de streekplan en alles wat daarbij hoort. Dit is het beste bewijs dat een streekplan juist variabel moet zijn. Ik acht het uitermate twijfelachtig terug te grijpen op een oud streekplan, terwijl men kan constateren dat dit plan in de omgeving niet meer past. Om die reden zal ik mijn stand punt handhaven dat de stad vóór de Haagse Beemden gaat. Hierna wordt de vergadering gedurende enkele ogenblikken ge schorst. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Wethouder VAN DUN: Ik meen dat er bij enkele leden van de raad nog wat misvattingen over de bedoelingen van het streekplan en over on ze constateringen met betrekking tot de feitelijke ontwikkelingen in Bre da en omgeving in relatie tot dat streekplan bestaan. Ik ben het met de heer Froger eens dat een streekplan niet star mag zijn, maar dit plan da teert van 1969/1970 en daarom is het niet oud. Dit streekplan heeft de bedoeling een ordening in een gebied te realiseren en G. S. in staat te stellen de bestaande en te ontwikkelen bestemmingsplannen daaraan te toetsen. De heren Von Schmid en Crul hebben echter gezegd dat wij dat wel kunnen vergeten omdat de situatie al uit de hand loopt. Daar gaat het echter om, want dit is duidelijk niet het geval. Wij zien dat het gewest West-Brabant en de regio Breda groeien, maar dat grotere aantal mensen komt op een verkeerde plaats terecht. Als wij het streekplan als uitgangspunt nemen dan hebben Teteringen, Prinsenbeek, Nieuw-Ginne- ken, Terheijden, Oosterhout en Etten-Leur meer inwoners dan zij op dit moment volgens het streekplan zouden mogen hebben. Het is heel ple zierig dat wij in het gesprek met de randgemeenten hebben geconstateerd dat men dit erkent. Men weet dat men te snel is gegroeid en men is be reid die ontwikkeling af te remmen. Als het inwonersaantal blijft groeien, hetgeen onvermijdelijk zal gebeuren, zal die bevolking ergens heen moe ten. In de randgemeenten kunnen zij dan niet meer wonen omdat het provinciaal beleid -- u bemerkt dit aan de groeibrieven -- erop gericht zal zijn de komende bestemmingsplannen bij een toetsing aan het streek plan niet meer goed te keuren; dit is de feitelijke situatie. De heer Crul heeft mij verkeerd verstaan als hij meent dat ik in eerste instantie heb gezegd dat Oosterhout en Etten-Leur bij de ontwik keling van de Haagse Beemden betrokken moeten zijn. Ik heb gezegd dat de besprekingen over de planologische ontwikkeling van de regio in aan wezigheid van Oosterhout en Etten-Leur zouden moeten worden gevoerd. Voor de ontwikkeling van de Haagse Beemden hebben wij de randgemeen ten en met name Prinsenbeek nodig. Met betrekking tot de keuze vóór de binnenstad of vóór de Haagse Beemden kan ik als de mening van het college naar voren brengen dat er geen keuze mogelijk is, omdat met beide moet worden begonnen. De heer Froger heeft gezegd dat de stad voor hem vóórgaat en ik kan dit be amen, maar dit kan dan dank zij de Haagse Beemden geschieden. Mevrouw Van Nes heeft over dubbeltellingen gesproken, maar na een onderonsje met de directeur van de Sociografische Dienst heb ik geen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 152