157 18 FEBRUARI 1974 De heer VAN DER WERFF: Voor zover ik het kan beoordelen ligt in de leeszaal slechts hetzelfde stuk en niets meer, daarom zou ik twee vragen willen stellen. Waarom hebben gedeputeerde staten het in 1968 gevoteerde krediet in 1972 niet goedgekeurd? Anders zou het geld er nu toch langzamerhand geweest moeten zijn? Wat gaat er nu met het ter rein gebeuren? Wethouder MANS: Het verbaast mij een beetje dat de heer Van der Werff zijn vraag hier stelt, hij kan dit beter aan gedeputeerde sta ten vragen aangezien deze instantie het krediet niet heeft goedgekeurd. De heer VAN DER WERFF: Dan is de heer Mans niet helemaal van de provinciewet op de hoogte. Het college van gedeputeerde staten heeft ten aanzien van de controle op gemeentelijke financiën alleenbeschik kingsrecht, zonder dat de staten daarin ook maar enige inmenging heb ben. Wethouder MANS: De heer Van der Werff heeft blijkbaar geen goed inzicht in de gemeentewet, want hij kan niet van mij verlangen dat ik in zage geef in de beweegredenen van gedeputeerde staten. Het terrein blijft overigens een sportbestemming houden. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burge meester en wethouders besloten. 12. bijlage nr. 32 VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT VOORT ZETTING VAN DE SUBSIDIëRING VAN HET JONGEREN ADVIES CENTRUM. De heer NIHOTDe bereidheid om de subsidiëring van het Jongeren Advies Centrum voorlopig te binden aan een termijn van drie jaar en de ze subsidie voor het jaar 1974 te stellen op 95. 082, terwijl daar naast een provinciale subsidie van 15. 000, -- als inkomstenpost op de concept-begroting is geraamd, doet veronderstellen dat althans voor het jaar 1974 wel enige zekerheid moet bestaan omtrent het van de provin cie terug te ontvangen bedrag. Als deze veronderstelling juist is valt moei lijk aan te nemen -- hoewel door de provincie voor de jaren 1975 en 1976 met betrekking tot deze subsidie nog geen beslissing is genomen -- dat op een dergelijke aanvraag zonder meer afwijzend zal worden beschikt. Hoe wel het preadvies van uw college tot enige voorzichtigheid maant moet ik met verwijzing naar de door het J. A.C. getrokken conclusies op de bladzijden 3 en 4 van de bijlage bij bijlage 32, alsmede naar de daarop volgende passage onder II concluderen dat het aantrekken van een beroeps- medewerker toch wel noodzakelijk is om de aangekondigde voornemens te kunnen realiseren. Gaat het nu te ver wanneer ik veronderstel dat het ri sico, waarvan sprake is op bladzijde 4 van bijlage 32 onder A, in het kwaadste geval dan maar door de gemeente moet worden gelopen? Want wat hebben wij er aan per jaar ongeveer 100. 000, -- te voteren voor activiteiten, waarvan wij nu reeds weten dat zij niet optimaal kunnen worden ontplooid? Om deze reden wil ik de wethouder vragen nader te doen bezien of het aantrekken van een beroepskracht voor het J. A. C. kan worden gegarandeerd. De heer JANSEN: Een evaluatie van het experiment heeft om wel ke reden dan ook niet plaatsgevonden. Ik geloof niet dat wij dit het J.A.C.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 157