18 FEBRUARI 1974 158 kwalijk mogen nemen, hoewel dit soms gesuggereerd wordt, aangezien de gemeente haar bevoegdheden heeft overgedragen aan een begeleidings commissie zodat wij in feite verantwoordelijk bleven. Ik kan het het J. A. C. dus ook niet kwalijk nemen dat het in het jaarverslag en in de stukken eigenlijk in zijn eigen voordeel spreekt; ondanks dat ben ik erg blij met het experiment en hoop ik dat dit in de toekomst zal blijven bestaan. Er wordt vaak gezegd dat het J. A.C. maar een bepaalde groep mensen bereikt. Daar ben ik het mee eens en ik hoop dat er eventueel iets aan gedaan zal kunnen worden, maar vanuit mijn ervaring meen ik te mogen opmerken dat de bedoelde groep mensen door andere discipli nes vaak niet wordt opgevangen. Ik heb toch de indruk dat het J.A.C. probeert mensen te verwijzen en met andere instellingen samen te wer ken, alleen ontbreekt mij het zicht erop in hoeverre dit is gerealiseerd en in de toekomst verbeterd zal kunnen worden. Ik zou dus toch nog graag wat meer informatie ontvangen over de verwijzingen van het J, A. C. en over de samenwerking met andere instellingen. Dan nog één puntje dat mij bijzonder dwars zit, namelijk de be roepskracht, Het J.A.C. heeft nu een beroepskracht, maar ik betwijfel of wij als gemeente op de ingeslagen weg moeten voortgaan en het J.A.C. nog meer beroepskrachten moeten geven. Het sterke punt van het J.A.C. was juist dat zijn medewerkers uit de vrijwillige sector kwamen. Ik ben bang dat wij, als wij het J.A.C, toestemming geven meer beroepskrach ten aan te trekken, naast alle maatschappelijke en welzijnsorganisaties nog iets dergelijks gaan creëren en ik geloof niet dat dit een goed uit gangspunt is. Tot slot wil ik nog iets over de selectie van de medewerkers zeg gen. Ik vind dat u hierover in uw stuk nogal gevaarlijk, hebt gesproken omdat de meeste medewerkers op vrijwillige basis komen. Naar mijn gevoel kan men dan geen selectie gaan toepassen; ik ben trouwens ook wel benieuwd welke criteria daarvoor gehanteerd zullen worden. Dan nog de subsidie van het rijk. Ik ben blij dat dit op voorstel van een aantal commissieleden in het besluit is opgenomen en ik hoop dat het rijk ook een steentje zal bijdragen. De heer MENSEN; De PAK-fractie vindt het merkwaardig dat u aan het J. A. C. een aantal voorwaarden stelt terwijl u dit aan soortgelijke instellingen, die ook subsidie krijgen, niet doet. Vreemder wordt het als u weigert het J.A.C. uitbreiding met beroepskrachten te geven, hoe wel uit de rapportage van de ambtelijke werkgroep blijkt dat, wil het J. A. C. aan dé door u gestelde voorwaarden voldoen, uitbreiding onont beerlijk is. Met name doel ik hier op de voorwaarden met betrekking tot de selectie van medewerkers en het uitbouwen van werkrelaties met andere instellingen. In het voorstel wordt voorts door u opgemerkt dat het J. A. C. zelf met de door u gestelde voorwaarden heeft ingestemd. Dit is ook door de wethouder in de openbare commissievergaderingen te ber de gebracht. De werkelijkheid" is echter wel iets anders dan hier wordt gesuggereerd. Wat is namelijk het geval? Het J.A.C, is akkoord gegaan met de voorwaarden, zoals die zijn geformuleerd door de ambtelijke werkgroep. Die genoemde voorwaarden zijn duidelijk gekoppeld aan uitbreiding met een beroepskracht, dus met de voorwaarden die genoemd zijn in het voorstel is het J.A.C. helemaal niet akkoord gegaan. Verder verzoeken wij de passage over de sociale actie te schrappen, want u wekt hiermee de indruk dat het college het J, A. C. vooral wil bevoog den. De heer VAN DER WERFF; Tijdelijke dingen krijgen -- maar niet alleen in Breda -- vaak een wat chronisch karakter. Ook het J.A.C, is

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 158