18 FEBRUARI 1974 160 ten heeft gekregen. Het evaluatierapport van de ambtelijke werkgroep J. A. Co concludeert dat het J. A.C. -experiment als geslaagd kan wor den beschouwd. De ambtelijke werkgroep adviseert dan ook tot voort zetting van de subsidiëring, zij het onder nader te stellen voorwaarden. Om nu aan deze voorwaarden te kunnen voldoen zou het I. A.C. meer beroepskrachten moeten aantrekken. Daar in onze begroting met uit breiding echter geen rekening is gehouden en de activiteiten van het J. A. C. zich niet beperken tot de gemeentegrenzen zou een dringend beroep op financiële medewerking gedaan moeten worden bij het mi nisterie'van C. R, M, Om aan deze wens'kracht'bïj te zetten Wil ik u na mens een aantal raadsleden een motie aanbieden. Mag ik u vragen de ze motie alsnog in de beraadslagingen te doen betrekken? Ik hoop dat vele collega's deze motie willen ondersteunen. Het verheugt mij dat nader beraad in uw college ertoe geleid heeft dat de subsidieperiode van maximaal drie jaar is omgebogen in voorlopig drie jaar, waarme de aan de verlangens van de commissie voor jeugd, sport en recreatie en de commissie voor maatschappelijke dienstverlening, sociale zaken en volksgezondheid is tegemoetgekomen. Tenslotte deel ik u mede dat de leden van de K.V.P. en de pro testants-christelijke fractie hun instemming met uw voorstel betuigen. De heer AMERICA: Ik ben erg blij dat deze subsidie nu een iets de finitiever karakter krijgt, maar ik vind het bijzonder jammer dat het college geen gebruik heeft gemaakt van het advies, dat op zijn minst een aantal leden van de commissies heeft gegeven, om de voorwaarden genoemd onder punt 1 van het besluit te schrappen. Ik betreur het ten zeerste dat u deze voorwaarden toch in het besluit hebt opgenomen om dat u daarmee eisen stelt aan het J, A.C. die u niet aan andere instel lingen stelt, terwijl andere dingen die voor mijn gevoel duidelijk af gesproken moeten worden en waarvoor u suggesties zijn gedaan niet zijn opgenomen. Ik ben echter bijzonder blij dat het J. A.C. subsidie krijgt en ik hoop dat deze subsidie het komende jaar flink verhoogd zal wor den, anders kan aan de voorwaarden zeker niet worden voldaan. De VOORZITTER: De motie van de heer Brooimans luidt als volgt: "De raad van de gemeente Breda, in vergadering bijeen op maan dag 18 februari 1974, gezien het voorstel van burgemeester en wethouders inzake het sub sidiëren van het Jongeren Advies Centrum, gehoord de discussie, vraagt het college van burgemeester en wethouders al het mogelij ke te doen om zo spoedig mogelijk van het rijk subsidie te ver krijgen ten behoeve van het Jongeren Advies Centrum. Gezien het feit dat zij door 11 raadsleden is ondertekend maakt de motie mede onderwerp van de beraadslagingen uit. Wethouder MANS: Na alle uitgebreide discussies die zowel in de commissievergaderingen als bij het J. A. C. zelf hebben plaatsgevonden moet ik u zeggen dat ik erg weinig behoefte heb om nog veel toe te voe gen aan alles, wat daar al is besproken. Uit de reacties van de raad heb ik opgemaakt dat over een aantal punten nog vragen bestaan en ik wil daar graag op reageren. De rij aflopend begin ik bij de heer Nihot, die gewezen heeft op de relatie provinciale subsidie - beroepsmedewerker en gevraagd heeft of het mogelijk is nader te bezien of een tweede be roepsmedewerker kan worden aangetrokken. Ik meen dat het duidelijk is dat dit in de begroting voor dit jaar in elk geval niet mogelijk is, gezien het gereserveerde bedrag. U weet echter --en dat is ook in de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 160