163
18 FEBRUARI 1974
aantrekkelijkheden, die ik graag met u wil bespreken. Dat is echter niet
de hoofdreden, het is niet het plezier van de wethouder dat de keuze voor
een commissie en voor een portefeuille bepaalt maar er zijn andere mo
tieven. In het verleden toen het J. A.C. werd opgericht is er een keuze
gemaakt en ik wil u graag toegeven dat die keuze arbitrair is. Men kan
daar eindeloos over discussieren. Er móést een keuze worden gemaakt,
men moet namelijk ergens de verantwoordelijkheid leggen en wij heb
ben deze keuze gemaakt in de richting van de wethouder voor jeugd en
sport. Daar zijn redenen voor te noemen die met evenveel redenen van
de andere kant ondergraven zouden kunnen worden. In ieder geval onder
kenden wij de situatie dat er een duidelijk raakvlak bestaat tussen de bei
de portefeuilles, zodat wij hebben besloten zowel in de ambtelijke be
geleidingsgroep als in het opereren naar de raad toe gebruik te maken van
deskundigheden op beiderlei terrein. In de ambtelijke begeleidingsgroep
zitten dus ambtenaren van de G„ G. G. D. en van de Sociale Dienst --
eventueel van de kant van jeugd en sport --en wat de advisering van de
kant van de raad betreft opereren wethouder De Raaff en ik gezamenlijk.
Er wordt vergaderd in de gecombineerde vergaderingen van de commis
sies voor maatschappelijke dienstverlening en jeugd en sport. Waarom
dan toch die ophanging aan jeugd en sport? Het is een dubbeltje dat de
ene en niet de andere kant op is gevallen; één van de belangrijkste rede
nen is misschien wel het feit dat er een constructie is gevonden --in dat
verband wil ik graag de heer Brooimans citeren -- "waaronder het J.A.C.
kon ressorteren", een administratief-juridische constructie via het Jeugd-
en Jongerencentrum. Nogmaals, het citeren van de heer Brooimans komt
mij hier erg te stade. Hij heeft gewezen op de waardevolle contacten
die met het Jeugd- en Jongerencentrum bestaan, iets waar ook het J.A.C.
zelf in zijn verslaggeving op wijst.
De heer Brooimans heeft tot slot een motie ingediend. Hij weet dat
wij in de gecombineerde vergadering van de commissies jeugd en sport
en maatschappelijke dienstverlening over die motie hebben gesproken.
Daarover is in het college overleg gepleegd; het college heeft totaal geen
moeite met de motie en wil haar gaarne ondersteunen.
De heer MENSEN; De wethouder heeft ons met betrekking tot de
voorwaarden niet kunnen overtuigen. Hij heeft op een gegeven moment
zelf gezegd dat de selectie van medewerkers een eigen verantwoordelijk
heid van het J. A. C. is. De voorwaarden, die genoemd worden, grijpen
volgens ons zo in op het functioneren van het J.A.C. dat hierdoor de spe
cifieke werkwijze van het J.A.C. in gevaar zou kunnen komen. Wij zou
den de gestelde voorwaarden dan ook niet verder dan als richtsnoer wil
len interpreteren. De passage betreffende de sociale actie blijven wij ook
overbodig vinden.
De heer JANSEN: Ik kom toch nog heel even terug op de tweede be
roepsmedewerker. Men zegt wel eens: als er één schaap over de dam is
volgen er meer, en ik meen dat deze situatie daar een duidelijk voorbeeld
van is. Ik ben bang dat het J. A. C.als het op deze weg voortgaat, een
stukje van zijn eigen identiteit zal verliezen en dat het daardoor veel min
der aantrekkelijk zal worden voor de mensen, die het nu juist hulp en
steun kan bieden.
Ten aanzien van de samenwerking met andere instellingen geloof
ik toch ook dat wij moeten zoeken naar andere mogelijkheden tot ver
breding van deze samenwerking, hetgeen voorzover mogelijk door ons moet
worden bevorderd. De wethouder zegt dat er ook bij de andere instellin
gen een bereidheid tot samenwerken moet bestaan en ik ben dan ook van
mening dat het niet eens zo gek zou zijn om, wanneer de subsidiëring van